La Charité-sur-Loire afficheert zich als Cité des livres et des mots. Op tal van muren en ruiten staan teksten over taal. Ik schreef al eens over een passage uit een liedtekst van Yves Duteil en een gedicht van een zekere BL in Les Halles. Ook in de Grand Rue François Mitterrand is een tekst te vinden, één met een bijzonder verhaal.
Mais j’avais revu tantôt l’une, tantôt l’autre, des chambres que j’avais habitées dans ma vie, et je finissais par me les rappeler toutes dans les longues rêveries qui suivaient mon réveil; chambres d’hiver où quand on est couché, on se blottit la tête dans un nid qu’on se tresse avec les choses les plus disparates: un coin de l’oreiller, le haut des couvertures, un bout de châle, le bord du lit, et un numéro des Débats roses, qu’on finit par cimenter ensemble selon la technique des oiseaux en s’y appuyant indéfiniment; où, par un temps glacial le plaisir qu’on goûte est de se sentir séparé du dehors (comme l’hirondelle de mer qui a son nid au fond d’un souterrain dans la chaleur de la terre), et où, le feu étant entretenu toute la nuit dans la cheminée, on dort dans un grand manteau d’air chaud et fumeux, traversé des lueurs des tisons qui se rallument, sorte d’impalpable alcôve, de chaude caverne creusée au sein de la chambre même, zone ardente et mobile en ses contours thermiques, aérée de souffles qui nous rafraîchissent la figure et viennent des angles, des parties voisines de la fenêtre ou éloignées du foyer et qui se sont refroidies;—chambres d’été où l’on aime être uni à la nuit tiède, où le clair de lune appuyé aux volets entr’ouverts, jette jusqu’au pied du lit son échelle enchantée, où on dort presque en plein air, comme la mésange balancée par la brise à la pointe d’un rayon—; parfois la chambre Louis XVI, si gaie que même le premier soir je n’y avais pas été trop malheureux et où les colonnettes qui soutenaient légèrement le plafond s’écartaient avec tant de grâce pour montrer et réserver la place du lit; parfois au contraire celle, petite et si élevée de plafond, creusée en forme de pyramide dans la hauteur de deux étages et partiellement revêtue d’acajou, où dès la première seconde j’avais été intoxiqué moralement par l’odeur inconnue du vétiver, convaincu de l’hostilité des rideaux violets et de l’insolente indifférence de la pendule qui jacassait tout haut comme si je n’eusse pas été là;—où une étrange et impitoyable glace à pieds quadrangulaires, barrant obliquement un des angles de la pièce, se creusait à vif dans la douce plénitude de mon champ visuel accoutumé un emplacement qui n’y était pas prévu;—où ma pensée, s’efforçant pendant des heures de se disloquer, de s’étirer en hauteur pour prendre exactement la forme de la chambre et arriver à remplir jusqu’en haut son gigantesque entonnoir, avait souffert bien de dures nuits, tandis que j’étais étendu dans mon lit, les yeux levés, l’oreille anxieuse, la narine rétive, le cœur battant: jusqu’à ce que l’habitude eût changé la couleur des rideaux, fait taire la pendule, enseigné la pitié à la glace oblique et cruelle, dissimulé, sinon chassé complètement, l’odeur du vétiver et notablement diminué la hauteur apparente du plafond.
Ik geef het onmiddellijk toe, mijn Frans is bij lange na niet goed genoeg om te begrijpen wat hier staat. Ook heb ik niet gecontroleerd of deze tekst integraal te lezen valt in de Grand Rue François Mitterrand in La Charité-sur-Loire. Dat kan ook niet meer, want op een aantal plekken beginnen de letters behoorlijk weg te slijten. Vorig jaar merkte ik ze voor het eerst op en fotografeerde ik een aantal delen. Pas was ik weer in de stad en ben ik verder op onderzoek uitgegaan. Wie me daar gezien heeft, zal zich verbaasd hebben over het tafereel: een man die met zijn hoofd gebogen voor een winkelpui telkens drie meter naar rechts stapt en een foto maakt. En dat over een geschatte lengte van 200 à 300 meter.
Vorig jaar had ik al uitgevonden wie de schrijver was: Marcel Proust in zijn À la recherche du temps perdu. Het is de op een na langste zin uit het werk en te vinden in het eerste hoofdstuk van Du côté de chez Swann. 485 woorden in het Frans. Maar wat ik toen nog niet wist, namelijk waarom de tekst hier op deze manier staat, heb ik nu wel uitgevonden, niet door de tekst zelf, maar door drie symbooltjes aan het begin en aan het einde van de tekst. Voor ik daarop in ga, even iets achtergrond. Proust schreef À la recherche du temps perdu (Op zoek naar de verloren tijd) tussen 1909 en 1922. Het werk kent zeven delen en zo’n 3000 pagina’s. In een beroemde passage beschrijft Proust hoe de smaak van een in thee gedoopte madeleine zijn herinneringen aan vroeger los maakt.
Een madeleine is een soort langwerpig cakeje, aan een kant bol en geribbeld, aan de andere kant plat, maar soms ook bollend. De oorsprong van het cakeje ligt naar verluidt in Commercy in Lotharingen. Daar gaf in 1755 hertog Stanislaus, de voormalige koning van Polen, een banket, waarbij de chef-kok dermate getergd werd door de nar Nicolas Ferry, beter bekend als Bébé, dat hij zijn spullen pakte en er spoorslags vandoor ging. Maar er moest nog wel een dessert op tafel komen. Daarop zou een zekere Madeleine, met wat er nog voorradig was, cakejes hebben gebakken, die ze, bij gebrek aan iets anders, gebakken heeft in Jacobsschelpen. Kennelijk was het dessert een groot succes, want de madeleines zijn nog steeds een Franse favoriet, zij het dat de vorm wat smaller is geworden.
Die zeer herkenbare vorm van de cakejes, die stonden aan het begin en het einde van de tekst op het trottoir in La Charité. Maar in de tekst komt het woord madeleine niet voor. En toch had de tekst op geen andere plek in La Charité kunnen staan. Om dat te begrijpen moeten we vele eeuwen terug. De naam La Charité is afgeleid van het Latijnse woord caritas, liefdadigheid. Doordat de Loire er doorwaadbaar bleek, werd het een ideale plek voor pelgrims om de rivier hier over te steken. De route naar Santiago de Compostela werd vanaf het midden van de 11e eeuw steeds vaker gelopen. In 1059 was dat voor de monniken van Cluny aanleiding om in La Charité een priorij en twee kerken te bouwen. Een van de kerken, de Notre Dame, was lange tijd, na die van Cluny, de grootste van Europa. Ik schreef al eens over de markering van de route met Jacobsschelpen.
In 1516 gaf het Concordaat van Bologna de Franse koning de bevoegdheid om bisschoppen en abten te benoemen. Maar de monniken van Cluny waren het daar niet mee eens. In 1518 kozen zij één van hen, Jean de la Magdeleine de Ragny tot hun abt. Mogelijk is hij initiatiefnemer geweest voor de bouw van de bouw van de Passage de la Madeleine, die vanuit het zuidertransept voert naar de huidige Grand Rue François Mitterrand en heeft hij zijn naam gegeven aan de passage. Maar het kan ook een verwijzing zijn naar Maria Magdalena, aan wie in Vezelay, op 80 kilometer van La Charité, de kerk gewijd is.
Zeker is wel dat de passage niet genoemd is naar de cakejes. Hoewel dat ook weer niet zo’n heel vreemde gedachte zou zijn. De pelgrimsroute naar Santiago de Compostela wordt gemarkeerd met Jacobsschelpen, naar de apostel die heilig werd verklaard en in Noord-Spanje op wonderbaarlijke wijze aan land zou zijn gekomen. Ik schreef al eens over die markering en het logo van Shell. Met de madeleines gebakken in een Jacobsschelp is er een direct verband tussen de verloren tijd van Proust en pelgrimages van eeuwen eerder. Ik stel me de moderne pelgrim al voor die tijdens zijn tocht geplaagd wordt door een Pavlov-reactie: elke keer dat hij een Jacobsschelp ziet als markering krijgt hij onbedaarlijke trek in een madeleine.
Geef een reactie