Joseph Paxton was in 1851 de eerste architect die een glazen paleis bouwde, Crystal Palace in Londen. Twee jaar later volgde voor de Wereldtentoonstelling van 1853 in New York een glazen gebouw waarvan de architect onbekend is en dat na drie jaar al weer afbrandde. Het had een voorbode kunnen zijn, maar dat zag de wereld toen nog niet. In 1854 was het de Duitse architect August von Volt die op aandringen van koning Maximilian II in München het Glaspalast bouwde. En in 1856 had in Amsterdam Cornelis Outshoorn de eer om het Paleis voor Volksvlijt te bouwen.
[Lees meer…] overOp zoek naar Schwind (52): Feuer im GlaspalastOp zoek naar Schwind (51): Ehrengard
Ehrengard, de nieuwste film van Bille August, wordt een geheide Netflix-hit. Die voorspelling durf ik wel aan. Gebaseerd op een boek van Karen Blixen is Ehrengard een soort sprookje over een schilder die zichzelf bovenal een verleidingskunstenaar vindt. Eerst valt de groothertogin als een blok voor hem, vervolgens weet hij een huwelijk te arrangeren tussen kroonprins Lothar en prinses Ludmilla en ten slotte richt hij zich op zijn eigen love interest, Ehrengard.
[Lees meer…] overOp zoek naar Schwind (51): EhrengardPubliek

Dagelijks bidden er miljoenen mensen, in kerken, moskeeën, tempels of waar dan ook. En zelden is dat nieuws. Maar als de minister-president van het verenigd Koninkrijk, Rishi Sunak, terwijl hij van Indiasche afkomst is, in India de hindoeïstische Akshardham tempel in Delhi bezoekt, is dat een ander verhaal. Vrij vlot na het bezoek verschenen de eerste foto’s. Deze, met Sunak diep voorovergebogen en naast hem zijn vrouw Akshata Murthy, in een omgeving met gouden beelden, heel veel gouden ornamenten en oogverblindend wit marmer, riep direct associaties op met de schilderijen van Lourens Alma-Tadema.
Deze van oorsprong Friese kunstenaar heeft vooral naam gemaakt in Engeland, waar hij zich in 1870 gevestigd had. Lourens werd Lawrence en hij werd zeer succesvol als schilder van vooral scènes uit de klassieke oudheid. Een van zijn beroemdste werken is De rozen van Heliogabalus, waar ik al eens over schreef. Puur afgaand op de vlakvulling zou je een parallel kunnen zien tussen het marmerwit in de foto en het rozenrood in Tadema’s schilderij.
Maar er is nog iets anders, dat mij nog veel meer trof. En dat zijn de zeven zittende jongetjes en de vijf die achter hen staan. Zij zijn het publiek dat de voorstelling van extra belang maakt. Ook bij Alma-Tadema is er publiek. In de wolken van rozenblaadjes zijn diverse vrouwen te herkennen, maar verder naar achteren, tussen de zuilen zit een rijtje mannen en vrouwen, die de voorstelling in verwondering aanschouwen.
En hoewel ik vermoed dat de derde van links, die met de lauwerkrans, Heliogabalus zelf is, speelt hij niet de hoofdrol. Het gaat om het rozenspektakel. En het publiek, die toeschouwers, zijn zowel in de foto als in het schilderij het element dat de voorstelling verheft van het alledaagse naar het buitengewone, het bijzondere, het opmerkelijke. Waar dus in het geval van Sunak persfotografen op af komen, die misschien ook wel Alma-Tadema in hun achterhoofd hadden.

Tribute

Langs de Moezel fietsten wij deze zomer terug van Trier naar onze camping in Igel. Onderweg zag ik op een pijler van een brug een portret van een man die zijn gezicht wegdraait om te kunnen kijken naar de kat die op zijn schouder zit. Ik maakte snel een foto in de verwachting er veel over te kunnen vinden. Dat bleek tegen te vallen. Maar wat ik vond is wel speciaal.
[Lees meer…] overTributeRespighi
Op een rommelmarkt tikte ik voor twee euro een dubbel-cd van Ottorino Respighi (1879-1936) op de kop en daar luister ik nu al dagen naar. Bij voorbeeld naar zijn Fontane di Roma, het orkeststuk dat hij componeerde tussen 1914 en 1916.

Vier fonteinen op vier verschillende momenten van de dag inspireerden Respighi. Twee van die fonteinen ken ik: de Fontana di Tritone van Gian Lorenzo Bernini op het Piazza Barberini en uiteraard de Fontana di Trevi, tussen 1732 en 1762 gebouwd door Nicola Salvi, die voortborduurde op een ontwerp van Bernini. Vanwege het bruisende water spelen in beide fonteinen zeegoden een rol, respectievelijk Triton (zoon van Poseidon en Amphitrite) en Oceanos.
De beide andere fonteinen, de Fontana di Valle Giulia, ook wel Fontana delle Conche genoemd, en de Fontana di Villa Medici ken ik niet. Maar die staan inmiddels wel op mijn lijstje voor een volgend bezoek aan de Eeuwige Stad. Mede door het succes van zijn Fontane di Roma werd Respighi benoemd tot directeur het Conservatorio Santa Cecilia. Het was een soort erebaan en in die tijd componeerde hij een stuk dat nog veel beter werd ontvangen.

Pini e Feste
Opnieuw liet Respighi zich inspireren door verschillende plekken in de Romeinse hoofdstad. Dit keer waren de Pini di Roma, de parasoldennen die de pijnboompitten leveren, het onderwerp. Achtereenvolgens klinken zij in de Villa Borghese, op de catacomben, op de Gianicolo en op de Via Appia. De bomen zijn minder concreet dan de fonteinen en wie ze wil zien moet opschieten. Het schijnt dat de karakteristieke parasoldennen ernstig bedreigd worden door een Amerikaanse parasiet.
Een derde stuk van Respighi dat samen met de Fontane en de Pini zijn Romeinse trilogie genoemd wordt, is de Feste Romane (1928). Hierin staan feesten centraal, om precies te zijn circussen, een (kerkelijk) jubeljaar, L’Ottobrata, een oogst- of oktoberfeest en La Befana, het feest dat in Italië traditioneel op 6 januari (Driekoningen) gevierd wordt en dat vergeleken kan worden met ons Sinterklaasfeest.
Botticelli
Alle drie de stukken kende ik al en het is goed om ze weer geregeld te kunnen beluisteren. Helemaal nieuw voor mij was Respighi’s Trittico Botticelliano. Moritz von Schwind heeft ooit gezegd dat hij zou willen kunnen schilderen zoals zijn vriend Franz Schubert componeerde. Respighi liet zich juist inspireren door drie schilderijen van Sandro Botticelli (ca 1445-1510), te weten La primavera, L’ adorazione dei Magi en La nascità di Venere. Die laatste, de geboorte van Venus, is waarschijnlijk Botticelli’s bekendste. Volgens de Griekse mythologie werd Aphrodite, die de Romeinen Venus noemden, geboren uit zeeschuim. Daar gaat Botticelli wat vrij mee om. Bij hem is Venus al geboren en wordt ze door de westenwind, staand op een schelp naar Cyprus geblazen.

Aanbidding
Voor L’ adorazione dei Magi, de aanbidding van Jezus door de drie wijzen of koningen koos Botticelli, zoals vaker gebeurde in zijn tijd, geen stal maar een ruïne als setting. En om zijn opdrachtgevers te paaien, gaf hij de wijzen de trekken van Cosimo de’ Medici en zijn zoons Piero en Giovanni. Dus we hebben een mythologische – en een Bijbelse voorstelling, die beide weinig vraagtekens moeten hebben opgeroepen. Ik hoor in Respighi’s interpretatie de verschillen, wat mythologisch is en wat Bijbels, er niet echt aan af.
Allegorie
Bij het eerste schilderij van het triptiek, La primavera, meen ik wel te horen wat Respighi gedaan heeft. La Primavera is een allegorie. In het midden staat Venus, boven haar zweeft een geblinddoekte Cupido en verder zijn Mercurius, de drie gratiën, Flora (godin van de bloemen en de lente), aardnimf Kloris en Zephyros, de westenwind, te herkennen. Nergens in de mythologie staat een scène beschreven zoals Botticelli hier verbeeld heeft. En dus zijn er inmiddels oneindig veel interpretaties van het schilderij, waarbij elke filosoof die in de renaissance enigszins naam maakte, wordt aangehaald.
Ook hier is overigens wel weer een Medici-link. Het schilderij werd gemaakt in opdracht van Lorenzo il Magnifico die het cadeau deed aan zijn achterneef Lorenzo di Pierfrancesco.
Respighi lijkt zich bij het componeren van dit deel verre te hebben gehouden van alle interpretaties. Hij deed wat Antonio Vivaldi ruim tweehonderd jaar eerder al deed, een stuk componeren dat als de lente moest klinken. Daarin is hij zonder meer geslaagd, maar met Botticelli’s schilderij heeft het allemaal weinig meer te maken. Alleen de titel hebben de beide werken gemeen.
