Op 26 juli beginnen in Parijs de 30e Olympische Spelen. We hebben het grootste sportfestijn van de wereld te danken aan baron Pierre de Coubertin. Hij nam volgens de overlevering het initiatief voor de Spelen van 1896 in Athene. Of is het toch Moritz von Schwind geweest die de Spelen en halve eeuw eerder nieuw leven inblies?
Dat de Olympische Spelen in 1928 in Amsterdam werden georganiseerd zal nog altijd bij velen bekend zijn. Maar dat Isaac Israëls behoorde tot de gouden medaillewinnaars zal nieuw zijn voor velen. Israëls was destijds 63 jaar oud. Nu is dat altijd nog een jaar jonger dan de Zweedse schutter Oscar Swahn, die in 1912, in Stockholm, met zijn team goud won op het onderdeel ‘lopend hert met enkel schot’. Maar anders dan Swahn leverde Israëls geen sportieve prestatie. Nee, Israëls wist met zijn schilderij Ruiter in roode rok de concurrentie te verslaan. Of de afgebeelde ruiter Ing. J.P. Leeuwenburg op zijn paard Tristan daar ook ooit in is geslaagd, is niet met zekerheid te zeggen. Volgens een bericht in het Algemeen Handelsblad van 8 juni 1906 streek hij met zijn paard Rex al eens een geldprijs van 5 gulden op. Dus misschien heeft hij daarmee wel de regels van de amateursport geschonden en kon hij geen aanspraak meer maken op deelname aan de Olympische Spelen.
Tussen 1912 en 1948 stonden er telkens kunstwedstrijden op het Olympisch programma, niet alleen in schilderkunst, maar ook in architectuur, literatuur, muziek en beeldhouwen. Naast Israëls is er nog een Nederlandse gouden medaillewinnaar, namelijk architect Jan Wils. Hij won ook in 1928 met het ontwerp van het Olympisch Stadion.
Wie ook Olympisch goud won, was baron Pierre de Coubertin, algemeen erkend als grondlegger van de moderne Olympische Spelen en in tevens 1912 deelnemer op het onderdeel literatuur. Hij leverde zijn bijdrage Ode aan de Sport in in drie talen en onder het dubbelpseudoniem Georges Hohrod en M. Eschbach. In 1899 had hij als Georges Hohrod al de autobiografische roman Le Roman d’un rallié gepubliceerd en het vermoeden heerste dat M. Eschbach eigenlijk zijn vrouw Marie was. Of dit bij de jury al bekend was en de toekenning van de gouden medaille aan Ode aan de Sport dus niet helemaal zuiver is geweest, is niet duidelijk. Het kan ook een gebaar van erkentelijkheid zijn geweest.
Schilder Moritz von Schwind heeft nooit deelgenomen aan de Olympische Spelen. Hij overleed in 1871, 25 jaar voor de eerste Spelen in Athene en 41 jaar voordat in Stockholm ook de kunstwedstrijden hun intrede deden. En toch moet Moritz von Schwind genoemd worden als het gaat over de Olympische Spelen. Tussen 1842 en 1843, dus twintig jaar voordat Pierre de Coubertin überhaupt geboren werd, ontwierp Schwind voor de Kunsthalle in Karlsruhe fresco’s met de titel Olympische Spiele. Of die ooit zijn uitgevoerd en wellicht later zijn verwijderd, of dat ze bombardementen op Karlsruhe tijdens de Tweede Wereldoorlog niet hebben overleefd, heb ik vooralsnog niet kunnen achterhalen. Van mijn bezoek aan het museum, ruim dertig jaar geleden, kan ik me ze niet herinneren. Maar dat kan komen doordat er zoveel meer en aansprekender werk van Schwind te zien was.
In Schwinds Olympische Spiele maakt hij onderscheid tussen Das Wagenrennen, Das Wettrennen, Der Faustkampf, Der Ringkampf en Der Wettlauf. Dus wagenrennen, paardenrennen, boksen, worstelen en hardlopen. Nu is er qua kennis over de klassieke Olympische Spelen nog veel gebaseerd op mythes en legendes. En op basis van het teruggevonden delen van het stadion en voorstellingen op oude vazen valt er wel het een en ander te reconstrueren. Maar of bijvoorbeeld wagenrennen ooit op het programma hebben gestaan, of dat die later in het oude Rome voor het eerst werden georganiseerd, daarover bestaat onzekerheid. Het zou dus heel interessant zijn om te weten waar Schwind zijn inspiratie en zijn informatie vandaan heeft gehaald of meer in het algemeen, wat er destijds überhaupt aan kennis over die klassieke Olympisch Spelen was. In Schwinds brieven kom ik niets tegen over Olympische Spiele.
Ook in het boek Moritz von Schwind – Meister der Spätromantik, dat in 1996 verscheen bij de gelijknamige tentoonstelling in de Kunsthalle in Karlsruhe, komen de Olympische Spiele niet aan bod, terwijl allerlei andere klassieke voorstellingen uit dezelfde tijd wel aandacht krijgen. De enige bron die er voor Schwinds Olympische Spiele lijkt te zijn is de Klassiker der Kunst-uitgave van Otto Weigmann. Nu is dat in al zijn uitgebreidheid wel een betrouwbare bron. Daarbij dateert Weigmanns boek van 1906, dus tien jaar na die eerste Spelen in Athene. Misschien zijn ze toen opgemerkt en is erover geschreven. Maar ik heb daar geen aanwijzingen voor gevonden. Een heel andere verklaring zou kunnen zijn dat Schwind een aantal klassieke sporten of wedstrijdvormen heeft verbeeld en dat vervolgens Weigmann ze heeft samengevoegd onder de titel Olympische Spiele. En dat we ons nu verbazen over Schwinds werk Olympische Spiele, terwijl hij daar misschien helemaal niet bekend mee was.
Hoe dan ook, er is hierover nog veel op te helderen en dat maakt Olympische Spiele van Moritz von Schwind tot een interessant onderzoeksthema.
Geef een reactie