Gedicht van Harrie Sevriens
Gevonden op een van de ramen van culturele instelling Schunck in Heerlen
Poëzie (444): Sieben
Dit is mijn streek, gedicht van Tim Sieben
Gevonden op een ruit van Brasserie Mijn Streek, op de vijfde verdieping van het Glaspaleis in Heerlen
Campus mineralis
Fantasieloos, lelijk, blokkendozen, snel afbreken. Het toppunt was ‘misdaad tegen de menselijkheid’. Over weinig zaken hebben zo veel mensen een oordeel als over moderne architectuur. Nu heb je als architect te maken met zeer uiteenlopende zaken.
Allereerst moet je ontwerp technisch deugen, het mag niet op een andere manier gebreken vertonen, laat staan instorten. Denk aan de Ponte Morandi in Genua. Behalve de slachtoffers die daar te betreuren zijn geweest, heeft het instorten van de brug de hele stad ontwricht. En dat nu al bijna een jaar.
Een ontwerp moet voldoen aan een programma van eisen, maar ook nog passen binnen het budget. Nu zijn er architecten die daar maling aan hebben. Santiago Calatrava is er een berucht voorbeeld van. Zijn ontwerpen, zoals station St-Guillemin in Luik of de Oculus in New York zijn zonder meer eye-catching en breathtaking, maar dat de kosten vaak de pan uit rijzen, daarover bekommert hij zich niet. En als het misgaat op de techniek, zoals in Venetië waar de oevers onder de door hem ontworpen brug beginnen te wijken, wijst hij ook elke verantwoordelijkheid van de hand.
Verder moeten gebouwen voldoen aan de eisen van deze tijd. Interessant is de discussie rond veel stations. Reizigersstromen van nu zijn niet hetzelfde als vijftig of honderd jaar geleden. Dan kun je het station steeds een beetje aanpassen, zoals in Nijmegen en dan deugt het niet, want het is niet mooi. Of je zet er een heel nieuw station neer, zoals in Breda of Arnhem, en dan deugt het niet, omdat de reizigers te lang te veel overlast ervaren. En als je, zoals Michel Huisman in Heerlen, een fraai geïntegreerd ontwerp maakt voor wonen, werken en reizen, deugt het niet omdat hij geen architect is.
Bijzonder is hoe de eisen van de tijd, maar ook de waardering voor gebouwen veranderen. In 1974 werd in Nijmegen het Erasmusgebouw opgeleverd. Een toren van twintig verdiepingen, geheel gebouwd volgens de regels van het functionalisme: een onzichtbaar centraal frame, dat het hele gebouw draagt. Hierdoor kan op elke verdieping, zonder al te veel problemen, de indeling volledig aangepast worden. Nog voor de oplevering werd een begin gemaakt met de bouw van de Thomas van Aquinostraat. De architectuur moest menselijker: geen grote kolossen, maar een prettige omgeving, laagbouw, met straatjes, veel kunst. Maar juist die bebouwing bleek niet meer te voldoen, is gesloopt en wordt vervangen, terwijl het Erasmusgebouw nog fier overeind staat.
Het valt allemaal niet mee om architect te zijn. Want zelfs als het allemaal lijkt te deugen, kan het nog mis gaan. In Loovelden, een nieuwbouwwijk bij Huissen, staan vier appartementencomplexen. Door vormen en materiaalgebruik is direct duidelijk dat ze van dezelfde architect zijn. Ik heb helaas nergens kunnen vinden wie de complexen ontwierp. En dat is ergens maar goed ook. De architect heeft gestreefd naar eenheid in verscheidenheid. Daar is hij goed in geslaagd, maar hij vond dat niet genoeg, de verscheidenheid mocht nog wat meer nadruk krijgen. Vandaar dat alle vier de blokken een soort steunkleur en een naam hebben gekregen: rood – Aqua, groen – Terra, geel – Ignis, blauw – Axis. Vier kleuren, vier elementen, moet de architect gedacht hebben. Maar wacht eens, water, aarde, vuur en … hemelboog, uitspansel? Het Latijnse woord voor het element lucht is aer, waar bijvoorbeeld het Engelse air rechtstreeks van is afgeleid. Jammer, toch een smetje op je ontwerp, hoewel het weinig mensen meer zal opvallen. Ja, de architectuur is een mijnenveld. Een Campus mineralis, zoals de Huissense ‘latinist’ het waarschijnlijk zou noemen.
Muurmuseum: INTI
Ik kom zelden in Heerlen. Een jaar of tien geleden had ik er een interview en bijna dertig jaar geleden bezocht ik er een tentoonstelling. Maar pas was ik er met mijn fotoclub om een bezoek te brengen aan het Maankwartier. Nog voor we daar arriveerden werd ik getroffen door een muurschildering op de zijkant van een flatgebouw langs de Spoorsingel. [Read more…]
Bordspel in de stad
‘Welkom in Heerlen Wij werken aan de toekomst’ staat er op een doek in de voormalige mijnstad. Het doek hangt op de gevel van een oude bioscoop. Boven de tekst is een getekende afbeelding van een chagrijnig kijkende man te zien. Onmiskenbaar het logo van het bordspel Mens-erger-je-niet. Oudere generaties zal het in het geheugen gegrift zijn. Of jongeren het herkennen is maar de vraag.
Met mijn fotoclub bezochten we Heerlen. Een à twee keer per jaar gaan we eropuit om op een bijzondere locatie te fotograferen. Dit keer was vooral het nieuwe Maankwartier en het oude glazen warenhuis Schunck het doel. Traditioneel drinken we na aankomst eerst een kop koffie. De eerste de beste voorbijganger die wij aanschoten, kon ons wel wat wijzen. Maar hij kon ons ook wel wat vertellen over het Maankwartier, waarover wij bewonderende opmerkingen maakten. Het bleek Michel Huisman, bijgenaamd de vader van de maan, bedenker van het hele plan. Hij vertelde hoe hij een maquette had gemaakt van een complex van woningen en werkplekken en hoe hij daarmee uiteindelijk de gemeente had overtuigd.
Later ontdekten we zelf dat onder het complex het station gepland is en dat het kwartier een prachtige verbinding vormt tussen de beide delen van de stad die door de spoorlijn gescheiden zijn. Het was een bijzondere ontmoeting en eigenlijk hadden we toe al weer naar huis gekund. Maar we kwamen voor de foto’s.
Vanuit het Maankwartier was mij het Mens-erger-je-niet-doek al opgevallen. Ik maakte er een foto van, omdat het misschien wel paste in het beeld dat ik wilde vertellen van een stad, die door het verdwijnen van de mijnen ernstig in verval was geraakt, maar die nu zelfbewust weer opkrabbelde.
Na wat verkenningen in diverse richtingen troffen we elkaar weer en spoorde een van ons de anderen aan om even te gaan kijken naar de ingangspartij van een oude bioscoop. Precies, die waar dat doek hing. In het smalle steegje met aan een kant het bioscoopgebouw en aan de andere kant de omheining van een bouwterrein, vielen mij gekleurde stippen op straat op. Rood, geel, groen, blauw, telkens in viertallen. Opeens wist ik waarvan ik het kende: van het Mens-erger-je-niet-bord, waar ja om te winnen als eerste je pionnetjes in het gelid moet hebben staan.
Wie het bedacht heeft, heb ik niet kunnen vinden. Maar waar het beeld op het doek met de bijgevoegde tekst in eerste instantie iets gezochts had, kreeg het door die stippen op straat ineens betekenis. De stad als bordspel, waar jij, als voorbijganger als het ware deelnemer bent. Monopoly had misschien ook gekund, maar dat roept te veel associatie met het grote geld op. Ganzenbord of Risk misschien? Nee. Mens-erger-je-niet, in een soort gesammtkunstwerk-uitvoering, spel en boodschap ineen. Mooi en doeltreffend.
