
Poëtische kijk op de wereld door Grillo
Gevonden in de Archipelstraat in Nijmegen
Cultuur ligt voor het oprapen
door Peter Zunneberg
Poëtische kijk op de wereld door Grillo
Gevonden in de Archipelstraat in Nijmegen
door Peter Zunneberg 1 Reactie
Wie bouwt er nooit eens luchtkastelen.
Al zolang als ik in Nijmegen woon, sinds 1987, ken ik die tekst. Hij is van kunstenaar Bart Drost, die hem in 1986 schilderde op een zijgevel bij de doorgang van de Eerste Walstraat naar de In de Betouwstraat. Het is een stukje erfgoed dat wat mij betreft niet verloren mag gaan. Temeer omdat Nijmegen kan bogen op diverse luchtkastelen. De Zeigelhofgarage, Flash Gordon en de Donjon. Stuk voor stuk bouwplannen die niet gerealiseerd zijnen die we dus als luchtkasteel mogen betitelen. En misschien kunnen we binnenkort het hoogste gebouw van Nijmegen, tegenover het station, aan het lijstje toevoegen.
Van een heel andere orde luchtkasteel is het pand op de hoek van de Tweede Walstraat en de Mariënburg. Op blinde muurdelen schilderde street artist Leon Keer een gigantische reset-knop en een alarmlicht. Nou is die great reset, waar sommige mensen zo bang voor zijn, ook een soort luchtkasteel, maar in die discussie wil ik me hier liever verder niet mengen. Interessanter vind ik de trompe l’oeils van Keer. Zo is er de blik naar een stralend blauwe lucht. Nog spannender vind ik de hoek in het gebouw, compleet met rolluiken aan de zijkant van een raam. De saaie vlakke gevel heeft plotseling karakter. Met het doorkijkje en de nieuwe vorm heeft Keer wat mij betreft een saai kantoorpand verrijkt en is het nu een soort lucht-kasteel.
door Peter Zunneberg Reageer
FVRORE ˑ DESTRVCTA
CONCORDIA ˑ RENATA
AEDES ˑ STEPHANO ˑ SACRA
VRBIS ˑ EST ˑ GLORIA ˑ PIA
Ontelbare keren ben ik langs de tekst op de zuidwand van de Stevenskerk in Nijmegen gelopen en nooit heb ik me afgevraagd wat hier nu eigenlijk stond. Maar de aandacht hier voor chronogrammen leidde me opnieuw naar de kerk en de tekst. Dat de tekst volledig in kapitalen is vormgegeven helpt niet. Het is het kleurverschil dat duidt op een chronogram. Maar het contrast tussen het groen van de tekst en het rood van de Romeinse cijfers is minimaal. En dus loop je er makkelijk aan voorbij.
Op 22 februari 1944 werd Nijmegen gebombardeerd. De Stevenskerk raakte zwaar beschadigd. Het duurde 25 jaar voor de kerk volledig hersteld was. Bij die gelegenheid schreef stadschroniqueur Dr. Jan Brinkhoff dit chronogram.
fVrore DestrVCta
ConCorDIa renata
aeDes stephano saCra
VrbIs est gLorIa pIa
Bovendien zorgde Brinkhoff zelf voor de vertaling:
Door oorlogsrazernij geveld,
door eensgezind beleid hersteld,
is het heiligdom eens Steven toegewijd
der stede vrome trots in deze tijd
Ook de Eusebiuskerk in Arnhem raakte zwaar beschadigd. En net als in Nijmegen wordt de voltooiing van de herstelwerkzaamheden in 1994 herdacht met een chronogram. Dat dit moment samenviel met de herdenking van de slag om Arnhem vijftig jaar eerder was mooi meegenomen.
Voor U staat hIer eUsebIUs reChtop en fIer Vaak besChoten en zo Lang gekWeLD gerestaUreerD en In praCht hersteLD
Ook hier is de maker van het chronogram bekend: Bernard Grothues. Deze Hoensbroekse schrijver heeft vele tientallen chronogrammen geschreven. Dat hij voor het Nederlands koos in plaats van, zoals Brinkhoff, voor het Latijn, doet een beetje afbreuk aan het chronogram. Maar dat compenseert hij weer door 1994 terug te laten komen in het aantal woorden (19) en het aantal letters (94).
door Peter Zunneberg Reageer
De Eiermarktgarage in Nijmegen is een parkeergarage als honderden anderen: je drukt op een knop, een slagboom gaat open en je kunt naar binnen rijden. Maar waar ondergrondse parkeergarages vaak later aangelegd zijn dan de omliggende bebouwing, bevinden ze zich vaak onder pleinen, waarvoor overigens ook constructieve redenen zijn. Toen eind jaren ’70, begin jaren ’80 de zwaar verpauperde Nijmeegse benedenstad werd gesloopt en weer werd opgebouwd, was de Eiermarktgarage van meet af aan gepland. Om de inrit naar de garage af te scheiden van het naburige woonwijkje, werd een muur gebouwd. En die muur moest markanter worden dan de gemiddelde scheidingsmuur. En zo kwam kunstenaar Johan Goedhart in beeld.
Goedhart behoorde tot de zogenaamde Arnhemse School. In reactie op de eenvormigheid en het steeds meer loslaten van de menselijke maat bij woningbouwprojecten, begon in de jaren ’70 een groep kunstenaars met het vormgeven van de omgeving. In een woestenij van baksteen en beton zochten zij naar speelsheid en verwondering, maar ook naar ontmoeting en identificatie. Grote man achter de Arnhemse School is kunstenaar Peter Struycken die in 1964 aan de Academie voor Beeldende Kunsten in Arnhem begon met de opleiding Monumentaal Nieuwe Stijl. Struycken verwierf in Arnhem bekendheid met zijn blauw golvende landschap rondom het Roermondsplein. Nijmegen kent hem van de grote kubussen die aanvankelijk op het Takenhoffplein lagen en later verhuisden naar het Palkerplein, tussen Nijmegen en Wijchen.
Haast onopvallend staat Goedharts muur in het Nijmeegse straatbeeld. Hij benadrukt aan de ene kant de inrit naar de garage, maar zorgt ook voor geborgenheid in het wijkje erboven. Die inrit krijgt accent doordat in het metselwerk van de muur de afdalind naar de ingang zichtbaar wordt. Geen strakke horizontale lijn, maar aflopend in een hoek van een graad of vijftien. Daarbij gebruikte Goedhart een opvallende groengrijs geglazuurde baksteen. Mogelijk zit in die kleur bewust de suggestie van natuur.
Behalve de groene muur van Johan Goedhart valt er in de directe omgeving van de parkeergarage nog iets op: zes hoge betonnen blokken van ruim vier meter hoog, twee aan twee in een rechte lijn. Door de hoogte in verhouding met breedte en diepte ogen ze opvallend rank. Maker is Paul van der Hoek, net als Goedhart een vertegenwoordiger van de Arnhemse School. Zijn blokken lijken daar op het eerste gezicht wat willekeurig te staan, maar niets is minder waar. De denkbeeldige lijn die de blokken vormen loopt evenwijdig aan het gevelfront van de Snijderstraat. Aan de bovenkant versmallen de blokken trapsgewijs, waarbij er een andersom staat ten opzichte van de andere vijf. Dat zou zorgen voor een speels effect. Maar als je je afvraagt waarom in een omgeving met huizen iets trapsgewijs uitloopt, dringt zich al snel de associatie met trapgevels op. Minstens zo speels als het omdraaien van een van de blokken is dan de knipoog naar het verleden, naar oude monumentale straatjes.
Samen staan de groene muur en de betonnen blokken bekend als Omgevingsvormgeving en worden Johan Goedhart en Paul van der Hoek samen genoemd als makers. Die titel en het noemen van beide kunstenaars samen past vermoedelijk het best bij de opvattingen van de Arnhemse School. Maar welbeschouwd zijn het twee afzonderlijke kunstwerken die elk hun eigen betekenis en waarde voor de omgeving hebben en daarom elk afzonderlijk gewaardeerd zouden moeten worden.
door Peter Zunneberg 1 Reactie
Dat Nijmegen-Oost een Romeins verleden heeft, mag genoegzaam bekend zijn. Vermoedelijk rond 19 voor het begin van onze jaartelling arriveerden hier de eerste Romeinse soldaten. Ze bouwden een legerkamp op de Hunnerberg en het Kops Plateau, waarvandaan ze mijlenver uitzicht hadden over het gebied aan de overkant van de Waal. Nadat het kamp bij de Bataafse opstand van 69-70 was platgebrand, kwam er een nieuw legerkamp, iets dichter richting het centrum van de huidige stad. Dat er van dat Romeinse verleden weinig tot niets bewaard is gebleven, is helaas ook bekend. Hier geen bouwwerken zoals in Trier of in Nimes.
Nee, in Nijmegen moeten we het doen met voorwerpen die zijn opgegraven en sporen van fundamenten van bouwwerken, bijvoorbeeld van een grote markthal en een amfitheater. Daarnaast zijn er de visualisaties, zoals de Neptunusring op de plek waar zeer waarschijnlijk een aquaduct water aanvoerde naar het kamp of een goedkoop ogende zuil, midden in een woonwijk. De meest indrukwekkende visualisatie vond plaats in 2005, toen Nijmegen haar 2000-jarig bestaan vierde. Scholieren van drie basisscholen in de buurt en van het Canisius College vormden samen met buurtbewoners hand in hand een langgerekt lint om zo de omtrek van het legerkamp zichtbaar te maken.
Sinds kort is er een nieuwe visualisatie. Onder het kantoorgebouw dat architect Sandor Bodon in 1976 bouwde voor het Nederlands-Duitse concern Estel en dat enkele jaren geleden werd verbouwd tot appartementencomplex, schilderde Sander Dolstra een Waalpainting. Te zien zijn een schreeuwende legerofficier, twee elkaar bevechtende gladiatoren en een vrouw. De legerofficier verwijst naar het kamp op die plek. De gladiatoren bevochten elkaar in het naburige amfitheater. Maar wat is de betekenis van de vrouw? In De Gelderlander van 23 mei jl. verklaart Dolstra haar rol als volgt: “Als het over Romeinen gaat, zie je meestal soldaten, keizers of gladiatoren. Maar er woonden hier natuurlijk ook vrouwen, niet in het legerkamp want daar mochten ze niet komen, maar wel in de nederzettingen rondom het kamp. Ik vind het belangrijk om daar de aandacht op te vestigen.”
Zeker is dat belangrijk, maar de manier waarop Dolstra het doet, had beter gekund. Nu is ze alleen afgebeeld omdat ze vrouw is, niet omdat ze een essentiële rol speelde in die samenleving. De officier gaf leiding in het kamp, de gladiatoren zorgden voor vertier voor de soldaten. Misschien geldt dat ook wel voor de vrouw, maar ze kan ook de echtgenote van de officier zijn geweest. Wat was precies de positie van deze vrouw, haar functie, haar betekenis? Dat is wat je in zo’n verhalende voorstelling zou moeten laten zien. En dat gebeurt nu niet. Ze lijkt er een beetje met de haren bijgesleept, zo van, o ja, er waren ook nog vrouwen. Uiteindelijk bewijs je daarmee de (Romeinse ) vrouwen van toen geen dienst, maar de bewoners van nu, aan wie je het verhaal van toen wilt vertellen, evenmin.