“Vous cherchez quelque chose?”
Op een zaterdagochtend liepen we in Fribourg in Zwitserland richting de Cathedrale St-Nicolas, waar, zo wisten we, sinds 2021 de stoffelijke resten van Petrus Canisius zich zouden moeten bevinden. De eerste Nederlandse jezuïet is in Nijmegen geboren en in Fribourg overleden. En op een of andere manier schept dat een band.
Terwijl we door een winkelstraat liepen met hier en daar wat marktkraampjes, zagen we plotseling links een smalle trap omhoog. Boven de trap hing een bord met de tekst La cité des petits pois perdus, de stad van de verloren erwtjes. Alsof dat al niet intrigerend genoeg was, was de trap genoemd naar Saint Petrus Canisius. Daar wilden we uiteraard meer van weten. Waar zou die trap ons heen leiden?

Boven kwamen we bij het Collège Saint-Michel, in 1580 mede door Canisius als school voor jongens opgericht. We hadden al gehoord dat het tegenwoordig een seculiere school is, die niet te bezoeken is, en in het weekend al helemaal niet. Toch wilden we ons dit niet laten ontgaan. Door de gesloten deur zagen we in de gang wat oude portretten, ongetwijfeld jezuïeten die hier ooit de scepter hadden gezwaaid. Totdat ons dus gevraagd werd of we iets zochten.
Achter ons stonden een man, een vrouw en twee tienermeisjes. In ons beste Frans probeerden we onze nieuwsgierigheid te verklaren. “Nous sommes de Nimègue …”, hakkelden we. Alsof daarmee alles op zijn plaats zou vallen. En gelukkig deed het dat. Direct wist de man de link te leggen tussen de heilige die daar ter plekke gewerkt had en de plaats waar hij zo’n zestig jaar eerder geboren was.
De man bleek een van de stafleden van de school en zijn vrouw drong er direct op aan om ons binnen het een en ander te laten zien. Zo kwamen we in de kerk, die momenteel grondig gerenoveerd wordt, maar daarna niet meer als kerk gebruikt zal gaan worden. Wel is zowel binnen als buiten duidelijk herkenbaar dat de kerk bij de bouw gebaseerd is op Il Gesù, de Jezuïetenkerk die tussen 1568 en 1584 in Rome gebouwd werd door Jacopo Vignola en Giacomo della Porta.

Na de kerk ging het naar boven, waar de man voor zichzelf een paar sloffen uit een kast trok en ons op het hart drukte vooral op de loper op de houten vloer te blijven. We bevonden ons in de kamer van Petrus Canisius, waar in een kast achter glas de restanten van zijn doodskist zichtbaar waren. De houten vloer dateerde uit de zeventiende eeuw en waarschijnlijk waren er veel meer elementen die Canisius zelf nooit heeft gezien. Dit geldt bijvoorbeeld voor het altaarstuk, De aanbidding van de naam van Jezus, dat tussen 1640 en 1642 geschilderd is door Claude Frechot en waar Canisius zelf helemaal links op is afgebeeld.
Ten slotte werden we naar een kapel geleid die rondom beschilderd was met scènes uit de geschiedenis van Fribourg en waar in de familie Diesbach een belangrijke rol speelde. Deze ruimte deed ooit dienst als een soort privékapel voor de schoolleiding. Maar met het openen van enkele deuren die ogenschijnlijk een kast vormden, werd een soort skybox zichtbaar, waarvandaan de geestelijken de mis beneden in de kerk konden bijwonen.
Het oudste meisje vertelde ons nog dat dit haar school was, waar binnenkort de examens zouden beginnen. Maar afgaande op haar reacties bij het zien van de verschillende bezienswaardige ruimtes, was dir voor haar ook onbekend terrein. En ja, dat de stoffelijke resten van Petrus Canisius inmiddels, om pelgrims tegemoet te komen, in de kathedraal zijn bijgezet, dat klopt. Maar dat is pas sinds drie jaar het geval, en bovendien niet volledig. Canisius’ schedel wordt nog altijd bewaard in de school.

Wat we in Fribourg leerden, is dat Petrus Canisius veel meer een heilige is van hen dan van ons in Nijmegen. Maar wat we dan weer wel een mooie ontdekking vonden, is dat je met het noemen van onze woonplaats deuren kunt openen die voor andere gesloten blijven.
Geef een reactie