Een feestelijke traditie die voortkomt uit bittere noodzaak, dat is het verhaal van de Herrgottsgrenadiere in het Zwitserse Lötschental. Een muurschildering in Kippel maakt het zichtbaar.
“Geen geld, geen Zwitsers”, luidt een oud spreekwoord. Het zou terug te voeren zijn op de slag bij Bicocca, die in 1522 door een Frans leger verloren werd, omdat er niet genoeg geld was om Zwitserse huursoldaten te betalen. Die bouwden vanaf de vijftiende eeuw een stevige reputatie op als betrouwbare vechtjassen. Mits ze dus tijdig en voldoende betaald werden. De Zwitserse garde, die nog altijd Vaticaanstad bewaakt, heeft hier zijn roots.
Ook in het leger van Napoleon bestonden diverse regimenten uit Zwitsers. Toen in 1813 aan de Berezina de veldtocht tegen Rusland op de debacle dreigde uit te lopen, kozen de Fransen massaal het hazenpad. De Zwitsers daarentegen hielden nog enige tijd stand, daarmee feitelijk de Franse aftocht dekkend. Dat ging wel te koste van zware verliezen. Van de 12000 Zwitserse soldaten keerden er slechts 300 terug naar huis.
Tradities
Eeuwenlang lag het Lötschental behoorlijk geïsoleerd in de Zwitserse Alpen. Om er te komen moesten hoge Alpenpassen worden getrotseerd. Pas aan het begin van de twintigste eeuw, toen tussen 1906 en 1913 de Lötschbergtunnel werd aangelegd, werd het Lötschental makkelijker bereikbaar. Maar nog altijd is het er rustig. In de vier dorpen Ferden, Kippel, Wiler en Blatten wonen zo’n 1500 mensen. In 1974 is er boven Wiler op de Lauchernalp een skigebied ontstaan, maar kolossale hotels, discotheken en après-ski zul je er niet vinden. ’s Zomers moet het Lötschental het hebben van de wandelaars en de mountainbikers.
Enige bekendheid geniet het Lötschental door twee tradities. Allereerst is er Tschäggättä, de periode tussen Maria Lichtmis (2 februari) en Aswoensdag, waarin in vroeger tijden jonge mannen zich verkleedden met huiveringwekkende houten maskers en dierenhuiden. De maskers, compleet met haar en tanden van dieren, sieren nog altijd tal van gevels in het dal. Daarbuiten worden ze op markten te koop aangeboden.
Fronleichnam
De andere traditie is die van de Herrgottsgrenadiere. Op Sakramentstag, de tweede donderdag na Pinksteren, die ook bekend staat als Fronleichnam staat in de kerkelijke traditie de eucharistie centraal, waarin de hostie en de wijn het lichaam en het bloed van Christus symboliseren. In het Lötschental spelen ook soldaten in galauniform een rol. Sommigen dragen een brede berenmuts, anderen een kepi met een hoge witte pluim. Een verklaring voor hun inbreng zou de dankbaarheid zijn voor het levend terugkeren in het dal uit vreemde krijgsdienst en misschien wel speciaal die uit het leger van Napoleon. Behalve op Fronleichnam halen de grenadiere hun uniform nog enkele keren uit de mottenballen. Ook op de zondag direct na Fronleichnam paraderen ze door de straten, evenals op de dag waarop de kerkwijding herdacht wordt. Ten slotte geven de Herrgottsgrenadiere acte de presence bij het aantreden van een nieuwe pastoor.
In Kippel is op de gevel van de school een muurschildering aangebracht. We zien een Herrgottsgrenadier met berenmuts over zijn linker schouder in de verte blikken. Daarnaast is er het dorpswapen van Kippel en zien we langs de lijn van het diagonale kruis dat gevormd wordt door twee witte riemen, zes andere grenadiere marcheren. Wie de maker van de schildering is, is niet helemaal duidelijk. Het is gesigneerd met een monogram, dat verder geen aanknopingspunten biedt.
Heel bijzonder zou de schildering ook niet zijn, ware het niet dat hij een historisch voorbeeld heeft. In 1932 maakte regisseur Anton Kutter, nota bene een Duitser, de eerste Zwitserse toonfilm. Een dorp in het Lötschental berust in de voortdurend blootstelling aan de elementen. Maar op een dag ontstaat er grote opwinding, als een internationaal mijnbedrijf er een goudader zegt te hebben gevonden. Uitgerekend op Fronleichnam blijkt de gehoopte zegen van het goud te veranderen in een vloek. Hoe het afloopt, laat ik hier even in het midden.
De titel van de film, Die Herrgottsgrenadiere, veronderstelt dat zij een belangrijke rol gaan spelen, maar niets is minder waar. Na ruim een uur is er een scène van een minuut of vijf waarin de processie getoond wordt. Maar meer dan couleur locale is het niet, het is de traditie die de film iets van authenticiteit verleent, maar daarmee houdt het ook op. Zeker, de beelden zijn fraai en sommige scènes zijn spectaculair. Maar het verhaal is flinterdun. Het is ook niet voor niets dat de film later voorzien is van meer aansprekende titel als Goldfieber, Der goldene Gletscher en Ein Tal sucht Gold. Als grootste verdienste van de film zou je kunnen wijzen op de filmposter uit 1932. Die blijkt voor de maker van de schildering in Kippel een belangrijke inspiratiebron te zijn geweest.
En wie nu toch nieuwsgierig is geworden, Die Herrgottsgrenadiere is te zien op YouTube.
Geef een reactie