Hadden Italiaanse kardinalen in de 17e eeuw moeite om zichzelf fatsoenlijk aan te kleden? Die vraag dient zich aan als je een aantal marmeren portretbustes van kardinalen op een rijtje zet.
Pas las ik I Promessi Sposi, de historische roman van Alessandro Manzoni. Het is een van de meesterwerken van de Italiaanse literatuur. Waar Italië tot ver in de 19e eeuw een lappendeken van steden en hertogdommen was, met elk hun eigen dialect, was er, zo meende Manzoni, na de eenwording van het land, waarvoor onder andere Giuseppe Garibaldi verantwoordelijk was, behoefte aan een gemeenschappelijke taal. I Promessi Sposi is een poging van Manzoni daartoe, waarbij hij zich uitgebreid gebaseerd zou hebben op het Italiaans dat rond Florence gesproken werd. Wat opmerkelijk mag heten, omdat Manzoni zelf uit Milaan kwam en zijn roman in die stad en de omgeving van het Comomeer situeert.
Het verhaal van I Promessi Sposi (De verloofden) is snel verteld. Renzo en Luisa, beide uit een eenvoudig milieu, willen trouwen. Maar een rijke en weinig integere edelman heeft ook zijn oog op Luisa laten vallen. Dat leidt tot allerlei verwikkelingen en bedreigingen, waarbij de grootste afkomstig is van de pest, die op dat moment in Milaan heerst. Het is buitengewoon verrassend om te lezen hoe de maatregelen die destijds getroffen werden, lijken op onze recent ondervonden corona-maatregelen.

Waar het hele verhaal fictie is, is de pestepidemie wel degelijk historisch. Net als een van de bijfiguren in het verhaal, kardinaal Federigo Borromeo. Borromeo wordt geboren in 1564. Al op 23-jarige leeftijd benoemt paus Sixtus V hem tot kardinaal. In die functie neemt hij in 1609 in Milaan het initiatief voor de Biblioteca Ambrosiana, de eerste openbare bibliotheek van Europa. Als kardinaal en later als aartsbisschop is Borromeo het toonbeeld van kerkelijke waarde en waardigheid. Ook in Manzoni’s roman blijkt hij voor de grootste boef niet bang. Sterker, hij weet hem te bekeren. Ook de laffe dorpspastoor wordt door Borromeo op zijn nummer gezet.
Omdat ik wel benieuwd was hoe een dergelijk rechtschapen geestelijke werd weergegeven, ging ik op zoek naar afbeeldingen. Daarbij zaten onder meer de gravures die ooit een plek kregen als illustratie bij I Promessi Sposi. Verder diverse geschilderde portretten, uiteraard in kardinaalrood. Maar verreweg het interessants vond ik een marmeren portretbuste van een onbekende beeldhouwer. We zien Federigo Borromeo frontaal afgebeeld. Hij kijkt ons streng aan. Hij heeft een snor en een sikje. Maar het meest opvallende detail is de rij knoopjes op zijn mozetta, het kledingstuk dat kerkelijk hoogwaardigheidsbekleders over hun schouders dragen. Daarvan is namelijk één knoopje niet dichtgemaakt.
Met dat ik het zag moest ik terugdenken aan een stuk dat Wieteke van Zeil ooit schreef in de rubriek Oog voor detail in het Volkskrant Magazine. In Venetië zag zij een portretbuste van kardinaal Agostino Valier gemaakt door Gian Lorenzo Bernini. Ook Valier bleek moeite te hebben gehad met zijn knoopjes. Je zou haast zeggen in tegenstelling tot Bernini, die de knoopjes, hoe klein ook, een subtiel ruitjespatroon had gegeven. Maar één zat er dus niet dicht. “Je ziet de kardinaal friemelen, geen spiegel bij de hand, met zo’n net te klein knoopsgat dat hij met duim en twee vingers om dat verdomde knuppie wil wurmen. Niet gelukt.”, schrijft Van Zeil. Maar als dat opgaat voor de kardinalen Valier en Borromeo, zijn er misschien wel meer.

En jawel hoor. Bernini blijkt zich te hebben uitgeleefd in een spoor van losse knoopjes. De oudste lossen knoop is van 1622 toen Bernini, pas 24 jaar oud, kardinaal Alessandro Peretti di Montalto vereeuwigde. In 1627 was het opnieuw raak, toen Bernini paus Urbanus VIII (Matteo Barberini) portretteerde met losse knoop. Rond die tijd volgden de al genoemde Agostino Valier en zijn neef Pietro Valier. In 1632 Bernini een portretbuste van kardinaal Scipione Borghese. Hier overtrof hij zichzelf door een knoopje slechts half door het knoopsgat te laten piepen. Rond 1641 was het Armand Jean du Plessis, beter bekend als kardinaal De Richelieu van wie een portretbuste werd gemaakt. Officieel door de werkplaats van Bernini, maar het is zeer waarschijnlijk dat een dergelijk machtige man geen genoegen zal hebben genomen met iemand anders dan de meester zelf. Op 15 september 1644 wordt kardinaal Giovanni Battista Pamphili gekozen tot paus. Bernini portretteert hem als paus Innocentius X. Kortom, een korte zoektocht levert zeven losse Bernini-knoopjes op.

Met zoveel voorbeelden mag je ervan uitgaan dat er ook navolgers zijn geweest. Die waren er, uit de kringen rond Bernini. Giuliano Finelli was vermoedelijk actief is de werkplaats van Bernini. Rond 1630 zou hij kardinaal Domenico Ginnasi hebben vereeuwigd. Wat ruimer gedateerd, tussen 1625 en 1650 is zijn portret van kardinaal Alessandro Damasceni Peretti. Een neef van Finelli, Domenico Guidi, maakte portretten van de kardinalen Raimondo Capizucchi en Gianfrancesco Albani. En dan is er nog Lorenzo Ottoni, die een portretbuste van kardinaal Francesco Barberini maakte. Ik denk niet dat de lijst hiermee compleet is.

Dertien losse of halflosse knoopjes bij twee pausen en elf kardinalen, wat moeten we daaruit concluderen? Je zou het de perfectie van de imperfectie kunnen noemen. Het laat een superieure beheersing van het materiaal door de beeldhouwers zien. Daarbij komt de suggestie dat zelfs onberispelijke figuren die geroepen zijn tot het hoogste of bijna hoogste kerkelijke ambt toch menselijke gebreken blijken te hebben. Alleen is het wel zo dat met dertien voorbeelden door minstens vier verschillende beeldhouwers een briljante vondst misschien iets te veel is uitgemolken, waardoor je zou kunnen concluderen dat de drang tot kopiëren uiteindelijk geleid heeft tot dit kunstje.
Een andere verklaring die ik pas tegenkwam in een andere context, is dat alleen God volmaakt is. Om die reden zouden monniken, die de Bijbel kopieerden, tijdens hun werk opzettelijk één fout gemaakt hebben. Zo zou je ook de knoopjes kunnen interpreteren. Tegelijk zou dit dan weer wel duiden op hoogmoed bij de beeldhouwers. En het roept de vraag op waarom niet elk beeld van een kardinaal een los knoopje heeft.
Geef een reactie