Ooit stond Rembrandt met zijn hoofd op een biljet van 1000 gulden. Uit Italië herinner ik me Caravaggio op een briefje van 100.000 lire en een paar jaar geleden nog was het portret van Sophie Taeuber-Arp te zien op een biljet van 50 Zwitserse franken. Een bankbiljet heeft Moritz von Schwind nooit bereikt. Maar een aantal postzegels is ook niet gek.
In 1932 brachten de Oostenrijkse posterijen een serie uit met beroemde Oostenrijkse schilders. Moritz von Schwind werd uitgevoerd in graupurpur en kreeg een waarde van 24 groschen. Andere schilders in de serie waren Ferdinand Georg Waldmüller (12 groschen), Rudolf Alt (30 groschen), Hans Makart (40 groschen), Gustav Klimt (64 groschen) en Albert Egger-Lienz (1 schilling).
In 1954 kreeg Schwind echt zijn eigen postzegel, omdat te herinneren aan zijn geboorte 150 jaar eerder. Niet alleen zien we wederom zijn hoofd, op de achtergrond is zijn Elfentanz herkenbaar. De kleur was wat grijzig-blauwig, maar in waarde was Schwind opgewaardeerd. Deze zegel kostte 1,50 schilling.
Symphonie
Niet alleen Schwinds portret figureerde op postzegels, ook zijn werk is meermalen gebruikt. In 1933 organiseerde de vooraanstaande Oostenrijkse filatelist Edwin Müller voor het eerst de Wiener Internationale Postwertzeichen-Ausstellung (WIPA). Bij die gelegenheid verscheen een speciale postzegel of eigenlijk een blokje van vier. De waarde was 50 groschen plus 50 groschen toeslag, die gebruikt werd voor diverse goede doelen. Afgebeeld zien we de postkoetsscène, het bovenste tafereel uit Schwinds Eine Symphonie. Onder de scène is een notenbalkje te zien. De melodie is geïdentificeerd als het karakteristieke posthoornsignaal.
Hochzeitsreise
In 1964 was het opnieuw raak. Nu was het vijftiende congres van de Universal Postal Union (UPU) dat in Wenen plaats vond de gelegenheid. Dit keer was het Die Hochzeitsreise van Schwind die centraal stond. Ook dit keer was de waarde van de zegel 1,50 schilling. Waar het origineel staand formaat was is voor de postzegel een liggend formaat gekozen. Of hier net als op de zegel uit 1933 daadwerkelijk sprake is van een postkoets, is zeer de vraag. Logischer is dat Schwind voor zichzelf en zijn bruid een privékoets gehuurd heeft. Overigens is deze postzegel ook weer deel van een grotere serie. Thema was Die Post in der Kunst. Andere kunstenaars waren Bernardo Bellotto, Julius Hörmann, Ignaz Raffalt, Johann Adam Klein, Friedrich Gauermann en twee keer Adalbert Pilch, die ook de zegels van de andere schilders ontwierp. Van deze schilders is Schwind verreweg de bekendste.
Junk en Lorber
Lange tijd bepaalden twee mannen het uiterlijk van de Oostenrijkse postzegels. Dr. Robert Junk tekende geregeld voor het ontwerp, zoals dat van Schwinds eerste portret en de WIPA-zegel. Prof. Ferdinand Lorber was aanvankelijk uitsluitend verantwoordelijk voor de gravure, maar later zorgde hij ook voor het ontwerp, zoals van Schwinds portret uit 1954. Over Junk is nauwelijks informatie te vinden, over Lorber wat meer. Hij werd geboren in 1883 in Wenen (het Rijksmuseum houdt overigens zijn geboortejaar op 1893) en overleed in 1957, ook in Wenen. Hij geniet vooral bekendheid als graveur, maar er zijn ook schilderijen van zijn hand. Tussen 1933 en 1949 was hij leraar aan de Graphischen Lehr- und Versuchsanstalt in Wenen. Daar was hij in ieder geval leraar van Rudolf Toth, die de gravure maakte voor Schwinds UPU-zegel. Of Pilch die met Toth samenwerkte ook oud-leerling van Lorber is, is mij niet bekend.
Heilige Elisabeth
Behalve deze vier postzegels uit Oostenrijk figureert het werk van Schwind ook in Duitsland op postzegels. De serie van vier postzegels toont vier scènes uit het leven van de heilige Elisabeth, die Schwind schilderde op de Wartburg, het slot bij Eisenach dat symbool werd voor de eenheid van Duitsland. De hongerige voeden, de dorstenden laven, de naakten kleden en de zieken verplegen, het leven van de heilige Elisabeth draaide om liefdadigheid. De zegels zijn uitgegeven ten behoeve van de Duitse Nothilfe. De zegels van respectievelijk 5, 10, 20 en 50 pfennig kennen allemaal een toeslag, van drie keer de waarde, die gebruikt werd voor die noodhulp.
Opmerkelijk is dat deze postzegels een stuk ouder zijn dan de Oostenrijkse Schwind-zegels. Ze werden al in 1923 uitgegeven en tien jaar later nog eens, nu met de opdruk 1923-1933, om tien jaar Duitse noodhulp te memoreren. Vooral door die opdruk en dat jaartal 1933 lijken ze enigszins besmet, te meer daar ze zijn uitgegeven door het Deutsches Reich. Alleen was dit sinds 1871 de officiële naam van Duitsland. Het vermoeden dat Schwinds voorstellingen uit het leven van de heilige Elisabeth door de nazi’s zouden zijn misbruikt, blijkt dus niet terecht.
Geef een reactie