Pas raakte ik verzeild in Restaurant Orphée in Regensburg. Volgens de website is het de origineelste Franse bistro oostelijk van de Rijn en is er sinds 1896 nauwelijks iets veranderd. Naast ons tafeltje hing een prent, Elfenreigen van Willy Rosenthal. Het deed me denken aan een schilderij van Moritz von Schwind.
Zes vrouwen in lange gewaden en met lange haren doen hand in hand een rondedansje. Eén van de vrouwen draagt een kroon of een diadeem. Achter de vrouwen zien we een klein donker bos. En achter de bomen doemt de volle maan op. De donkere, maar heldere hemel is bezaaid met sterren. Op de affiche-achtige prent staat in witte letters Elfenreigen, Serenade für Klavier von Willy Rosenthal Op. 22. Willy Rosenthal moet dus de componist zijn, zijn serenade een pianostuk dat een elvendans moet oproepen, ongetwijfeld licht en luchtig, passend bij het zweven van de elven.
Onder de tekst in witte letters staat nog wat te lezen: Eigentum des verlegers W. Rosenthal Berlin, N. 31, Lortzingstr. 34. Was Rosenthal behalve componist ook uitgever? Zoeken op Willy Rosenthal levert heel veel op, maar weinig echt bruikbaars. Er zijn diverse Willy Rosenthals geweest, maar biografische informatie is er nauwelijks. Het gaat vooral om boektitels en klavieruittreksels. Eén treffer leidt naar de verzameling van het Archiv für Kunst und Geschichte. Het is een lithografie, het voorblad van het klavieruittreksel, gedateerd in 1910, exact de afbeelding die in Restaurant Orphée hing.
Componisten
Googlen op Elfentanz of Elfenreigen levert verwijzingen op naar meer componisten. Joseph Hellmesberger, David Popper, Tamas Szekeres, Georg Meier, allemaal componeerden ze een stuk met een van beide titels en allemaal deden ze dat in de tweede helft van de 19e eeuw of zelfs nog wat later. De bekendste componist die iets met Elfenreigen deed was Felix Mendelssohn Bartholdy. Als 17-jarige componeerde hij in 1826 het eerste deel van Ein Sommernachtstraum, een ouverture, geïnspireerd door het bekende toneelstuk van William Shakespeare. Hij had er succes mee en in 1842 vroeg Friedrich Wilhelm IV, koning van Pruisen, hem om het stuk uit te breiden. Dat deed Mendelssohn. Hij voegde tien delen toe, waarvan hij het tweede, allegro vivace, Elfenreigen noemde. Het ging op 14 oktober 1843 in Potsdam première. Het stuk kreeg hier en daar aandacht, maar onduidelijk is waar en hoe vaak het werd uitgevoerd.
Frankfurt
Waarom is die vraag interessant? Om na te gaan of Mendelssohn met dit thema al dan niet Moritz von Schwind geïnspireerd heeft. Die schilderde in 1844 zijn Elfentanz in Erlenhain. In Frankfurt waar Schwind net aan de slag was gegaan, kon hij het werk direct verkopen aan het plaatselijk museum, het Städelsches Kunstinstitut und Städtische Galerie, voor de somma van 1000 florijnen.
In dit schilderij maken de elfen, in dit geval twaalf en van alle leeftijden, een rondedans en ook hier is er een herkenbaar als koningin, de vijfde van rechts, met het kroontje, de rode bloemetjes boven haar hoofd en de opgestoken hand. Schwinds elven zweven om een bosje. Op haar website noemt het museum het schilderij “ein typisches Beispiel für die Naturpoesie dieses Spätromantikers”. Of Schwind echt bezig is geweest met die natuurpoëzie, die vooral teruggaat naar dichter, theoloog en filosoof Johann Gottfried von Herder, weet ik niet.
Dat is mogelijk iets om later nog eens in te duiken.
Waarschijnlijker is het dat Schwind geïnspireerd is geraakt door het sprookje Die Elfen van Ludwig Tieck, de schrijver van wie hij al vroeg in zijn loopbaan thema’s en motieven verbeeldde.
Sfeer
Ruim vijftien jaar na zijn Frankfurter voorstelling schilderde Schwind nogmaals een Elfentanz im Erlenhain. Dit schilderij bevindt zich in de Schack-Galerie in München. Het kader is anders, staand in plaats van liggend, maar vooral de kleuren zijn anders, veel koeler, waardoor de elven veel meer als het soort ijle wezens opgaan in hun omgeving. Het is een manier van uitbeelden die overeenkomt met Schwinds uitbeelden van Erlkönig. Veel meer dan bij het schilderij uit Frankfurt gaat het hier om de stemming, de sfeer, niet om de groep dansende elven.
Voorgangers en navolgers
Is Schwind met zijn dansende elven trendsetter geweest. Dat is moeilijk te zeggen. Min of meer gelijktijdig met Schwinds Elfentanz uit Frankfurt zijn er in de muziek al voorbeelden te vinden. Ook in de kunst zijn er al schilders die zich met het thema bezighouden. In de Harris Museum & Art Gallery in Preston bevindt zich een schilderij van een naakt jongentje, zittend op een paddenstoel. Het is in 1840 geschilderd door Richard Dadd en stelt Puck voor, een van de figuren uit Shakespeares Midsummer Night’s Dream. Om de steel van de paddenstoel, aan de voeten van Puck heeft Dadd een kring dansende elven geschilderd. Dansende elven dus, vier jaar voor Schwind zijn dans schilderde. Maar dat hij dit werk gekend zou hebben, is zeer onwaarschijnlijk.
Dat geldt ook voor een werk van de Zweedse schilder Nils Blommer, Angsälvor uit 1850. De groep is wat groter dan bij Schwind en de elven dansen in het avondrood. August Malmström ging in 1866 in zijn Älvalek nog een stuk verder. Bij hem zijn de elven niet meer individueel herkenbaar. Het is een woeste dans waarbij de elven opgaan in een wervelende witte wolk. Beide schilderijen zijn te zien in het Nationalsmuseum in Stockholm.
Femme fatale
Nauw verwant aan de elven zijn andere wezens als nixen (bosnimfen, die door Schwind ook diverse malen geschilderd), Sirenen (bekend uit de Odyssee en de mythe van de Lorelei) en Naiaden (waternimfen die hun oorsprong ook vinden in de Griekse mythologie). Deze laatste groep komen we aan het einde van de 19e eeuw geregeld tegen in het werk van de Zwitserse, symbolistiche schilder Arnold Böcklin. We zitten dan al in het tijdperk waarin de femme fatale een belangrijk thema was. Dat Schwind aan de wieg heeft gestaan van de femme fatale, is overdreven. Zijn elven zijn nog zeer onschuldig. Maar samen met tijdgenoten heeft hij wel gezorgd voor een belangstelling die uiteindelijk de femme fatale in de kunst heeft opgeleverd.
Geef een reactie