Rettet den Wald! Met die leus verzette kunstenaar Joseph Beuys zich in 1971 tegen het rooien van het Grafenberger Wald bij Düsseldorf. Nu, het jaar waarin stilgestaan wordt bij Beuys’ geboorte, precies een eeuw geleden, organiseert Museum Het Valkhof een tentoonstelling, waarin getoond wordt hoe andere kunstenaars het stokje van Beuys hebben overgenomen en aandacht vragen voor het bos. Toevallig is het in 2021 ook honderdvijftig jaar geleden dat Moritz von Schwind overleed. En in zijn werk speelt het bos een prominente rol.
In 1948 scoorde Nat King Cole in de Verenigde Staten met Nature Boy zijn eerste nummer 1-hit. Het nummer werd geschreven door George Alexander Aberle, die zich bediende van de artiestennaam Eden Ahbez. Deze Ahbez had zich laten inspireren door de Duitse Wandervögel, een beweging die zich keerde tegen industrialisatie en een terugkeer naar de natuur propageerde. Ahbez nam dat over, hij at vegetarisch, kleedde zich in lange witte gewaden en hij sliep geregeld buiten onder de eerste L van de naam Hollywood in de heuvels bij Los Angeles. In Nature Boy klinkt het nodige door van Ahbez’ opvattingen. Het nummer werd ontelbare malen gecoverd, maar rijk is Ahbez er niet van geworden.
Oerbos
Ook op de tentoonstelling Rettet den Wald is Nature Boy te horen, ditmaal vertolkt door de Iraanse zanger Shahram Yazdani. In Forest on Location, een film van Margit Lukász en Persijn Broersen zien we Yazdani lopen door het Białowieża-oerbos, op de grens van Polen en Wit-Rusland. Maar eigenlijk loopt hij daar ook weer niet. De beelden van het bos zijn digitaal bewerkt en Yazdani is er in gemonteerd. Soms zie je beelden, met grove pixels, die doen denken aan de digitale werelden waarin Lara Croft zich in de eerste versies van Tomb Raider bevond. Tegelijk voelt de kijker zich opgenomen in een haast magische wereld. De grove pixels worden geregeld afgewisseld met gedetailleerde beelden uit het oerbos, die een grilligheid vertonen, die je in onze Nederlandse cultuurbossen niet meer tegenkomt.
Decor
En toch herkende ik die grilligheid, niet uit boswandelingen, maar uit de schilderijen van Moritz von Schwind. De blootliggende wortels, de knoestige stammen, de takken die zich niet logisch vertakken, het is (naast de muziek) een beetje zijn handelsmerk geworden. Im Walde, Erscheinung im Walde, Die Waldkapelle, Der Ritt durch den Wald, Nixen an der Waldquelle, het zijn maar een paar titels uit Schwinds omvangrijke oeuvre, waarin het bos direct terug te vinden is. En er zijn nog talloze andere schilderijen die het bos als decor hebben, denk alleen al aan Rübezahl, de eenzame, goedmoedige bosbewoner. Dat is ook kenmerkend voor Schwinds werk: het bos is altijd decor, de plek waar wonderlijke wezens wonen, waar heremieten zich terugtrekken uit de steeds drukker wordende stad en gaan nadenken over het leven of waar romantische ontmoetingen plaatsvinden.
Gründerzeit
In 1871, het jaar waarin Schwind overleed, ging schilder Arnold Böcklin in München wonen. Hij had daar geregeld contact met Adolf Friedrich von Schack die een groot aantal schilderijen van Schwind bezat. Zeer waarschijnlijk heeft Schwinds werk een rol gespeeld in de ontwikkeling van Böcklin als schilder, zij het met een heel andere lading. Schwind wordt gezien als vertegenwoordiger van de late romantiek, terwijl Böcklin juist een representant is van de schilderkunst van de Gründerzeit. Daarmee wordt in Duitsland de periode aangeduid na het midden van de negentiende eeuw, het tijdperk van industrialisatie en verstedelijking. Vervolgens kregen ook de literatuur en de beeldende kunst uit deze periode dit predikaat toebedeeld.
Onschuld en erotiek
Het verschil tussen Schwind en Böcklin laat zich goed zien door enkele van hun schilderijen naast elkaar te bekijken. Schwinds al genoemde Nixen an der Waldquelle is een mooi voorbeeld. Nixen zijn een soort mythologische watergeesten. Schwind schildert ze weliswaar naakt, maar ze zijn desondanks de onschuld zelve. Ze drenken een ree, ook al zo’n symbool van onschuld. Van toeschouwers zijn ze zich totaal niet bewust. In Arnold Böcklins Stille des Waldes zien we een eenhoorn met op de rug, half in het duister, een onduidelijke figuur. De eenhoorn heeft in deze voorstelling niets van een mythisch fabeldier. De vacht van het dier doet denken aan een mottige pakezel en de veel te lange hoorn en het indringend starende, grote oog zorgen voor een enorme dreiging in de voorstelling.
In Schwinds Der Mittag zien we een gestalte die uit het water oprijst en haar spiegelbeeld beziet. Ook zij is naakt, maar haar naaktheid gaat schuil onder haar lange haren. Door haar blik naar beneden is er ook geen contact met de beschouwer. Hoe anders is dat bij Böcklins Meeresstille, waar een zeemeermin wellustig op een rots ligt en met een armgebaar een verbinding met de beschouwer tot stand brengt. Ook in andere voorstellingen introduceert Böcklin erotiek die bij Schwind volledig ontbreekt.
Toen de Gründerzeit aan het einde van de negentiende eeuw leidde tot een sfeer van crisis, kwam er een reactie op, bijvoorbeeld door de al genoemde Wandervögel. Het is misschien wat ver gezocht, maar er is inmiskenbaar een link te leggen van Moritz von Schwind naar de tentoonstelling Rettet den Wald. Om Schwind aan te duiden als Nature Boy gaat misschien te ver. Maar dat het juist mzuiek was, die de hang naar de natuur onder de aandacht bracht, zou hij wel weer hebben kunnen waarderen.
De expositie Rettet den Wald is nog te zien tot en met 5 december 2021 in Museum Het Valkhof in Nijmegen
Grietje zegt
Ha Peter,
Een piepklein detail zette me aan het denken: “Deze Ahbez had zich laten inspireren door de Duitse Wandervögel”. Maar in die periode was Los Angeles bovendien hét centrum van spiritualiteit, boeddhisme en yoga vanwege de komst van Yoganada in 1925. Tot diep in de 60-er jaren werden artiesten en andere mensen hierdoor aangetrokken en het heeft vast ook deze Ahbez beïnvloed. https://layoga.com/community/destination-la/spiritual-history-of-los-angeles/
Naast de Duitse Wandervögel natuurlijk.