In de Sammlung Schack in München bevinden zich zo’n dertig schilderijen van Moritz von Schwind. Een daarvan is bijna een eigen leven gaan leiden in de literatuur en de muziek.
Op een vachtje ligt een jongen in het bos. Hij draagt een korte broek en een rood hemd. Zijn blote benen heeft hij over elkaar geslagen. Schoenen draagt hij niet. Achter hem staat een trotse oude eik met grillig kronkelende takken. Op de voorgrond kabbelt rustig een beekje. De jongen lijkt zich helemaal één met de natuur te voelen. Toch zou hij de rust in het bos ook kunnen verstoren, want aan zijn mond heeft hij een hoorn. Het is echter niet duidelijk of hij daar ook op blaast.
Tussen 1806 en 1808 verzamelden Achim von Arnim en Clemens Brentano Duitse sagen en sprookjes in liedvorm. Ze bundelden de teksten en gaven ze uit in drie delen met de titel Des Knaben Wunderhorn. Zeer waarschijnlijk heeft Schwind de verzameling gekend. Maar of hij er met zijn schilderij en de tekening die hij als ontwerp heeft gemaakt, direct naar verwijst is twijfelachtig.
De oorspronkelijke titel van het schilderij is Im Walde. Er wordt veronderstelt dat Schwind een gedicht van Wolfgang Müller von Königswinter als uitgangspunt heeft gebruikt. De tekst daarvan luidt:
Es streckt der Wald die Zweige so grün
In den blauen Frühlingsmorgen,
Die Gipfel im duftigen Lichte erblüh’n,
Die Stämme im Schatten geborgen.
Da sprengen die lustigen Reiter herein,
Die flatternden Fähnlein fliegen;
Es schmettern die Hörner Lieder darein,
Die klingend im Walde sich wiegen.
Und wie es wallt, und wie es schallt
In brausendem Jugendgeflute,
O du stolzer grünender Frühlingswald,
So waldgrün wird mir zu Muthe!
Van wanneer het gedicht dateert is onduidelijk. Zeker is wel dat Franz Schubert, die in 1828 overleed, het nooit gekend kan hebben, omdat Müller pas in 1816 werd geboren. En Franz Schubert, met wie Schwind in zijn Weense jaren zeer goed bevriend was, heeft in zijn grote hoeveelheid liederen er twee met de titel Im Walde (D 708, naar een gedicht van Friedrich Schlegel en D 834, naar een gedicht van Ernst Schulze). Maar in geen van beide is sprake van een hoorn, dus op deze gedichten c.q. liederen heeft Schwind zich zeker niet gebaseerd.
Maar terug naar Des Knaben Wunderhorn. In de loop der tijden is die associatie zo vaak gemaakt dat het schilderij die titel ook kreeg. En toen jaren later componist Gustav Mahler gedichten uit de bundel van Arnim en Brentano op muziek zette en de cyclus Des Knaben Wunderhorn schiep, ontkwam Schwind er niet aan dat zijn schilderij voortdurend gebruikt werd op albumhoezen. Overigens is er nog een link tussen Mahler en Schwind waar ik al eens over schreef toen ik bij mij in de buurt een bijzonder tuinhek aantrof.
Maar Schwind wordt door het gebruik van het schilderij niet alleen met Arnim en Brentano en met Mahler in verband gebracht. Zijn schilderij komt ook voor op de omslag van een boek van Rousseau, Emile, of Over de opvoeding. Zo gek is dat niet, de liefde voor de natuur is bij beiden terug te vinden. Wel vreemd is het dat het gaat om een vertaling van Rousseau in het Vietnamees.