Pas hoorde ik Paul Witteman in een gesprek met een componist verwijzen naar Piet Mondriaans Victory Boogie Woogie als ‘plattegrond van Washington’. Het zal een vergissing zijn geweest, maar wel een vergissing die getuigt van eens iets gehoord hebben zonder werkelijk inzicht in het schilderij.
Begin 1988 bezocht ik als nieuwbakken student kunstgeschiedenis Barcelona. De stad had nog rauwe kantjes, de grote schoonmaak voor de Olympische Spelen moest nog beginnen. Maar wij kwamen niet voor die rauwe kantjes, wij kwamen voor Antonio Gaudi, van wie we, terwijl de colleges nieuwere tijden nog moesten beginnen, al veel hadden gehoord. We bezochten de Sagrada Familia, waarvan de torens aan de uiteinden van het transept en de buitenmuur van het koor al stonden, maar die verder nog een grote bouwplaats was. Toen ik in 2008 weer in Barcelona was, zag de kerk er inmiddels heel anders uit, maar nog altijd niet voltooid.
Na de Sagrada Familia wilden we naar Parc Guëll. Overmoedig en misschien ook wel zuinig als we waren besloten we gaan lopen. Na een aantal vierkante huizenblokken gepasseerd te zijn, hadden we nog niet de indruk veel te zijn opgeschoten We vroegen in gebrekkig Spaans een Spanjaard om de weg en hij begon op zijn vingers te tellen waar we linksaf moesten. Al gauw kwam hij handen tekort. Daarbij was de plattegrond voor zijn geestesoog ook niet helemaal helder, want hij begon opnieuw. Eenmaal de hoek om had hij weer beide handen nodig. Uiteindelijk liep hij weer vast, loodste ons naar zijn auto en zette ons af voor de ingang van het park.
Pas jaren later hoorde ik over de 19e-eeuwse stadsuitbreiding van Barcelona, Eixample, naar een plan dat als een dikke schil om de middeleeuwse binnenstad gelegd werd. Ik las Edoardo Mendoza’s Stad der wonderen waarin de grondspeculatie een belangrijke rol speelt. Ik zag kaarten van Eixample, met een vierkant stratenpatroon, waarbij op elk kruispunt de huizenblokken waren afgesneden zodat een soort achthoekige pleintjes ontstonden. Toen ook kwam ik erachter dat die rare brede avenue die als een schuine kras door dit deel van de stad liep, geen bedenksel was van dictator Franco, maar wel decennia lang naar hem genoemd was.
25 jaar na dat eerste bezoek aan Barcelona verbleef ik een week in Manhattan. Hier geen vierkante maar een rechthoekige huizenblokken, met genummerde straten die van rechts naar links, van oost naar west, van de East River naar de Hudson liepen of andersom. De straten zijn bijna allemaal genummerd en lopen op van zuid naar noord. En allemaal zijn ze eenrichtingsverkeer. Oneven van oost naar west, even van west naar oost. En alle straten worden met elkaar verbonden door avenues, twaalf in totaal en ook genummerd, van oost naar west. The Grid zoals het stratenpatroon genoemd wordt, dateert uit 1811 en is enkele tientallen jaren ouder dan de plannen voor Eixample. Daarbij is Manhattan niet uniek. In bijvoorbeeld Philadelphia was al eerder een dergelijk stratenpatroon toegepast.
Eixample en Manhattan vertonen dus de nodige gelijkenis. Behalve dan dat je in Barcelona kunt verdwalen, zoals de Spanjaard met zijn gebrek aan vingers, terwijl je in Manhattan na een paar honderd meter lopen altijd exact weet waar je bent. Overigens is er nog een overeenkomst. Ook in Manhattan wijkt er een straat al, net als de Avinguda Diagonal in Barcelona: Broadway, dat meer oogt als een zwierige pennenstreek dan als een schuine kras.
Maar wat heeft dit met nou met Piet Mondriaan te maken? Na 68 jaar in Nederland en in Parijs te hebben gewoond en gewerkt, vertrok Mondriaan in 1940 naar New York om ver van de Tweede Wereldoorlog verwijderd te zijn. In New York maakte hij kennis met nieuwe muziek, met jazz en met boogiewoogie. In zijn werk kreeg hij, zoals hij zelf zei, meer oog voor vlakken dan in zijn eerdere strenge werk waar hij in lijnen dacht. Met kleine elkaar afwisselende vlakjes maakte hij lijnen die het ritme van de muziek lieten zien. Tegelijkertijd verwerkte hij in zijn schilderijen, zoals Broadway Boogie Woogie en Victory Boogie Woogie het vierkante stratenpatroon zoals hij dat in Manhattan aantrof.
In 2012 verscheen Mister Orange, een kinderboek geschreven door Truus Matti. Het speelt in 1943 en gaat over Linus, zoon van een groenteman in Manhattan. Linus’ broer is naar Europa vertrokken om te vechten tijdens de Tweede Wereldoorlog en Linus moet zijn klussen in de winkel overnemen. Zo komt hij bij het bezorgen van sinaasappels in contact met een Nederlandse schilder die werkt met felle kleuren en de hele dag danst. Het boek gaat over verbeeldingskracht, van Linus, van de schilder en uiteindelijk ook van Matti, die een verhaal heeft bedacht dat zonder expliciete uitleg heel veel duidelijk maakt. Het is zo sterk dat ik denk, dat als Paul Witteman het gelezen had, hij zich nooit zo vergist zou hebben. In
Geef een reactie