Pas kwam schilder Rembrandt Peale hier al langs vanwege zijn voornaam. Nu wil ik graag dieper ingaan op zijn zelfportret. Om uit te leggen waarom dat bijzonder is, moeten we ons eerst even verdiepen in de fotografie. Techniek maakt namelijk mogelijk iets vast te leggen zoals het menselijk oog dat niet kan zien.

Een paar jaar geleden volgde ik met mijn fotoclub een workshop avond- en nachtfotografie. De workshop liep al op zijn eind, het terrein rond de Honig in Nijmegen was al grotendeels in het donker gehuld. In de verte was de Oversteek, de nieuwe brug over de Waal herkenbaar omdat de boog van de brug van onderaf is verlicht. Ik zette mijn statief neer en koos voor een sluitertijd van dertig seconden. Toen ik op de display van mijn camera keek, was ik verrast. Nog eens, maar nu met een sluitertijd van een minuut. Beter, maar nog niet wat ik wilde. Uiteindelijk, met een sluitertijd van twee minuten kreeg ik wat ik wilde. Geen diepzwarte hemel, zoals ik die zelf zag, maar een haast magisch fel blauw. Mijn camera ‘zag’, wat ik zelf niet kon zien.
Dat kun je met een camera bereiken door te spelen met het beschikbare licht en de sluitertijd, maar het kan ook op een andere manier. Het diafragma is de opening in het objectief waardoor vroeger het licht viel op het glasnegatief, later op het filmpje in de camera en tegenwoordig op de lichtgevoelige cel die het beeld opslaat op je geheugenkaart. Hoe groter die opening, des te beperkter de scherpte voor en achter de plek waarop je hebt scherp gesteld. Bij een diafragma van f29 is dat bereik veel groter dan bij een diafragma van f1.4.
Portretfotografen maken bij voorkeur gebruik van een groot diafragma. Waarom? Omdat alles wat zich achter de geportretteerde bevindt onscherp, vaag en onherkenbaar wordt. En dus niet afleidt. Een mooi voorbeeld vind ik zelf het portret dat fotografe Julia Margaret Cameron in 1872 maakte van Alice Liddell. Het portret dateert uit de eerste decennia van de fotografie en het is niet helemaal zeker of alleen de diafragmaopening verantwoordelijk is voor dit resultaat. Feit is wel dat van Alice alleen de ogen scherp zijn. Dat geeft, ondanks de strakke, bijna kille blik van Alice, een dromerig effect.

Hetzelfde zien we in het zelfportret van Rembrandt Peale. Alleen zijn bril is scherp. Of misschien moeten we zeggen lijkt scherp. Door de glinstering op het montuur wordt in ieder geval die indruk gewekt. En ja, delen van zijn gezicht en zijn kleding zijn zonder meer onscherp. Kortom, Peale heeft zichzelf geschilderd zoals hij eruit zou zien op een foto die gemaakt is met een groot diafragma. En dat is bijzonder, want het zelfportret dateert van 1809. Het zou nog zeker twintig jaar duren voor experimenten met fotografische technieken enig resultaat opleverden. En van camera’s was nog helemaal geen sprake.
Geef een reactie