In zijn boek Meine Gemäldesammlung waagt Adolf Friedrich von Schack zich aan de stelling dat Moritz von Schwind gezien moet worden als de specifiek Duitse schilder, zoals Carl Maria von Weber dat als componist was. Dat maakt nieuwsgierig, naar de reputatie die Weber had, maar vooral naar de relatie die Schwind met de componist had.
Op 22 december 1823 schrijft Moritz von Schwind aan zijn vriend Franz von Schober hoe er de avond tevoren in het Theater an der Wien een stuk geschreven door de ‘heillosen Frau von Chezy’ heeft gezien, Rosamunde von Zypern, dat op muziek gezet was door zijn vriend Franz Schubert. Hoewel hij door een fikse verkoudheid derde rang moest zitten en gescheiden van zijn vrienden, was Schwind zeer enthousiast over de muziek. Het koor van herders en jagers doet volgens Schwind niet onder voor het koor uit Webers Euryanthe. Deze opera, eveneens met een libretto van Helmina von Chezy, was twee maanden eerder in het Kärntnertortheater in Wenen in première gegaan. Dat Schwind hiernaar verwijst doet vermoeden dat dit koor in korte tijd een fikse reputatie had opgebouwd. Deze opera van Weber wordt zelden meer uitgevoerd, vooral omdat het libretto erg zwak is. Dat zal dan ook de reden zijn dat Schwind haar aanduidt als heilloos en haar neerbuigend Frau von Chezy noemt.
Net als Euryanthe werd Rosamunde geen groot succes.
Der Freischütz
Twee jaar voor Euryanthe ging in Berlijn Webers opera Der Freischütz in première. En dat werd direct een overweldigend succes. Veertien van de zeventien stukken kregen een donderend applaus. Critici noemden Der Freischütz de eerste ‘Deutsche Nationaloper‘. Met zijn bekende gevoel voor overdrijving schreef Heinrich Heine dat men nergens aan het bruidslied Wir winden dir den Jungfernkranz kon ontkomen, dat het overal geneuried werd en zelfs door honden geblaft. Wanneer Schwind de opera voor het eerst hoorde is niet bekend. Feit is dat hij de opera kende. In 1865-1866 schilderde Schwind drie scènes uit Der Freischütz.
Hofoper
In een brief van 3 november 1862 schrijft Schwind aan taalwetenschapper Bernhard Schädel, zijn oude buurman in Frankfurt, voor het eerst over een opdracht om een zaal in Wenen te beschilderen. Het blijkt te gaan om de Hofoper, waar Schwind op het plafond van de loggia een aantal voorstellingen uit Die Zauberflöte schildert. Hij krijgt een vervolgopdracht om de lunetten in de foyer te voorzien van voorstelling uit allerlei opera’s. Mogelijk mocht Schwind zelf de selectie maken, want ook Franz Schubert is vertegenwoordig met Der häusliche Krieg, Der Erlkönig en Der Fischer, hoewel de laatste twee geen opera’s maar liederen zijn. Een andere beroemde Weense componist Joseph Haydn krijgt een plekje met Die Schöpfung, geen opera maar een oratorium. Verder zijn Mozart en Beethoven vertegenwoordigd, Gioachino Rossini en minder bekende componisten als Karl Ditters von Dittersdorf, Heinrich Marschner en Louis Spohr. Saillant detail is dat er ook een lunet is voor Daniel Auber, Die Stumme von Portici, de opera die in 1830 in Brussel werd uitgevoerd en waar de gemoederen dermate hoog opliepen dat ze uitmonden in de Belgische opstand.
Over Der häusliche Krieg schrijft Schwind nog dat Schubert door zijn rijkdom aan talent en zijn instict voor het dramatische met wat meer ervaring niet achter had hoeven blijven op Weber.
Libretto
Voor een aantal van de lunetontwerpen kon Schwind zich baseren op schetsen die hij eerder al eens gemaakt had. Toen hij Eine Symphonie schilderde was zijn idee om er een wand in een muziekkamer van te maken. Beethoven zou een wand beslaan, Mozart en Haydn waren de andere kandidaten. Toen al maakte Schwind de eerste Zauberflöte-schetsen die hij hier nu goed kon gebruiken. Ook Schuberts Erlkönig werd een nieuw leven ingeblazen. Voor Der Freischütz was geen ontwerp. Het verhaal, naar een libretto van Friedrich Kind, gaat over jager Max, die voor een schietproef moet slagen om met zijn geliefde Agathe te kunnen trouwen. Op aanraden van een andere jager, Kaspar, zoekt Max zijn heil bij de duistere jager Samiel, die Max magische kogels kan leveren. Maar eigenlijk denkt Kaspar zo wraak te kunnen nemen op het aanstaande bruidspaar en haar vader. Agathe heeft immers Max verkozen boven hem. Max slaagt voor de proef, maar zijn bedrog komt uit. Hij krijgt een jaar de tijd om te bewijzen dat hij wel eerlijk is.
In de middelste van de drie door Schwind geschilderde scènes zien we Agathe en haar nicht Ännchen. Links moet de duistere, standbeeldachtige figuur wel Samiel zijn, met liggend aan zijn voeten Max, die beter niet naar Samiel had kunnen luisteren. En rechts zien we een jachtgezelschap met Max en Kaspar.
Sopraan
Bij de uitvoering van de scène heeft Schwind zich goed gedocumenteerd. In een brief aan zijn vriend Ludwig Richter schrijft hij (vermoedelijk in de tweede helft van augustus 1866, de exacte datering ontbreekt), dat hij behoefte heeft aan een profiel van het portret dat beeldhouwer Ernst Rietschel maakte van de beroemde sopraan Wilhelmine Schröder-Devrient. Kennelijk heeft Schwind haar vaak horen zingen en bewonderde hij haar, zoals hij enkele decennia eerder Karoline Hetzenecker bewonderde. Zeer waarschijnlijk heeft hij Agathe met de trekken van Schröder-Devrient willen weergeven.
Ludwig II
Schwinds lunettenschilderingen leidden nog tot een vervolgopdracht. Ludwig II, koning van Beieren en groot Wagner-liefhebber, bestelde bij Schwind een aantal in aquarel uitgevoerde versies van de voorstellingen uit Wenen Een daarvan was Der Freischütz van Weber. Schwind schrijft hierover aan zijn vriend Eduard Mörike. “Für unsern jungen König habe ich müssen die Weber-, Marschner-, und Glucksche Lünetten in Farben ausführen, alles, ohne ein Wort miteinander zu sprechen. Ich schiebe meine Arbeit bei einer Türspalte hinein und bei der andern kommt das Geld heraus.”
Carl Maria von Weber overleed op 5 juni 1826 in Londen, waar hij aanwezig wilde zijn bij de première van zijn opera Oberon, die hij componeerde in opdracht van operahuis Covent Garden. Moritz von Schwind was op dat moment 22 jaar oud. Het is niet uit te sluiten dat Schwind Weber ooit in levende lijve gezien heeft. Ik denk niet dat ze elkaar ooit ontmoet of gesproken hebben. Daar zou Schwind of in zijn brieven of in zijn op een of andere manier naar verwezen hebben.
Geef een reactie