Een wit paard en een bruin paard. In twee schilderijen met het thema Erlkönig van Moritz von Schwind is dat het grootste verschil. Maar de een zie je altijd, de ander bijna nooit. Ik wilde weten hoe het zat en volgde een spoor, dat uiteindelijk verder liep tot 2004.
In 1782 schreef Johann Wolfgang von Goethe Erlkönig, een ballade over een vader die ’s nachts te paard door een bos jakkert, met in zijn armen zijn kind. Het kind, zo luidt de meest gangbare interpretatie, heeft hoge koorts. In zijn ijldromen ziet hij een Elfenkoning verwoede pogingen doen om de ruiter in te halen en het kind te roven. Uiteindelijk weten ze uit handen van het fabelwezen te blijven. Alleen het kind overleeft de reis niet.
Sensatie
Grote bekendheid kreeg Erlkönig doordat Franz Schubert de ballade in 1815 op muziek zette. Vreemd was dat niet. Schubert componeerde ruim zeshonderd liederen en baseerde zich daarbij in zo’n zeventig gevallen op teksten van Goethe.
In Erlkönig zorgt een haast nerveuze pianobegeleiding voor een groot deel van de sensatie die je als luisteraar ondervindt. Hier wordt iemand echt op de hielen gezeten, door een groot onheil bovendien. Tegelijkertijd laat de bijna hijgerige zang van het kind weten hoe hij eraan toe is, terwijl de vader er alles aan doet om het kind gerust te stellen. Ook de Erlkönig zelf is partij in het lied.
Eerbetoon
In 1815 was Moritz von Schwind elf jaar oud, het zou nog een paar jaar duren voor hij kennis maakte met Franz Schubert, met wie hij tot diens overlijden in 1828 bevriend bleef. Opvallend is dat in Schwinds werk Goethe geregeld door druppelt, hoewel
het daarbij toch vooral om Schubert lijkt te gaan. De gedichten en balladen van Goethe die Schwind verbeeld heeft, zijn stuk voor stuk door Schubert op muziek gezet. Soms lijkt het wel alsof Schwind met zijn schilderijen zijn veel te vroeg gestorven vriend heeft willen eren.
Datum
Het bekendste voorbeeld is misschien wel Schwinds Erlkönig. Daarbij is er door de jaren heen nog wel wat verwarring over het schilderij ontstaan. Zo dateert Otto Weigmann in zijn standaardwerk van 1906 Erlkönig rond 1830. Het zou zich bevinden in de Schack-Galerie in München. Dat bevestigt de catalogus van de Sammlung Schack, de privéverzameling van Adolf Friedrich Graf von Schack, die een groot liefhebber was van Schwind en die zo’n dertig van zijn schilderijen aankocht.
Schwinds Erlkönig blijkt van rond 1860, maar Schwind heeft zich, zo heet het, voor het schilderij gebaseerd op een schets die hij in 1828 maakte. Het was bedoeld als onderdeel van een Schubertkamer of Schubertwand in een muziekkamer. Dit plan heeft Schwind nooit kunnen realiseren. Het dichtst in de buurt komt een schilderij, Eine Symphonie, dat zich nu bevindt in de Neue Pinakothek in München. (Daarover binnenkort meer in deze reeks.)
Of de schets van 1828 nog bestaat is niet duidelijk. De geschilderde versie is van rond 1860. Maar Weigmann noemt ook nog een aquarel die in 1849 in opdracht van Graf Thun-Hohenstein is gemaakt en zich tegenwoordig in de Nationale Galerie in Praag bevindt.
Paard
Er is iets vreemds met Schwinds Erlkönig aan de hand. In de Schack-versie rijdt de vader op een wit paard. Maar bestaat nog een Erlkönig-schilderij dat zulke grote overeenkomsten vertoont met Schwinds schilderij uit München, dat het wel van zijn hand moet zijn. En dat klopt. Na enig zoeken blijkt het Oberes Belvedere in Wenen onderdak te bieden aan Schwinds Erlkönig met een donker paard, een versie die in de literatuur merkwaardigerwijs amper genoemd wordt.
Opera
Met die Erlkönig in Wenen is er wel een directe link naar de laatste keer dat Schwind het thema verwerkte. Waar de muziekkamer met Schubertwand of de speciale Schubertkamer, zoals gezegd nooit is gerealiseerd, heeft Schwind in de jaren ’60 nog wel een prestigieuze opdracht gekregen, namelijk om in zijn geboortestad het gebouw van de Hofoper van muurschilderingen te voorzien.
Uiteraard gaat hier veel aandacht uit naar Wolfgang Amadeus Mozart, maar ook Franz Schubert, niet echt bekend om zijn opera’s, heeft hier een lunet gekregen. Met links de voorstelling van de Erlkönig.
Statisch
Rest nog de vraag of Schubert en Schwind uniek waren met gebruik van het Erlkönig-thema. Nee, niet echt. Twintig jaar voor Schubert deed Beethoven al een poging om een Erlkönig-stuk te componeren, maar tot een afgerond geheel kwam het niet. Ook componisten als Louis Spohr en Carl Loewe maakten liedversies van Erlkönig, zij het later dan Schubert en minder spectaculair. Daarbij hielden ze zich meer aan de opvattingen van Goethe, die vond dat de muziek te allen tijde ondergeschikt moest zijn aan de tekst.
Ook Schwind kreeg navolging, onder andere van Eugen Napoleon Neureuther, Carl Gottlieb Peschel en Julius Sergius von Klever. Maar het jachtige dat Schubert in zijn muziek liet klinken en dat Schwind wist te vertalen in zijn schilderijen, ontbreekt bij hen.
Vliegtuig
Ten slotte is er nog de eigentijdse Erlkönig van de Duitse band Rammstein, niet op een paard, maar in een vliegtuig. Dalai Lama heet het nummer van het album Reise, Reise en de overeenkomsten met Erlkönig van Goethe en Schubert zijn onmiskenbaar.
Geef een reactie