Toen wij in 1994 trouwden stond op de kaart Auch wir in Arkadien. Het was een knipoog naar Johann Wolfgang von Goethe die voor zijn Italienische Reise Et in Arcadia ego als motto koos. Ook wij waren naar Italië geweest en hadden elkaar onderweg naar Rome leren kennen. Goethe is hier al diverse keren langsgekomen, maar er valt nog meer over deze tekst te vertellen. En de crux zit hem bij Nicolas Poussin.
Vermoedelijk is het Homerus geweest die in zijn Odysseia voor het eerst de schoonheid van de natuur beschreef. Odysseus wordt door de nimf Kalypso gevangen gehouden op een plek zo mooi en schoon, dat je er eigenlijk niet weg wil. Maar het is aan Vergilius te danken dat wij zo’n plek Arcadië noemen. In zijn Bucolica of Eclogae laat hij herderspoëzie zijn intrede doen. Oorspronkelijk was Arcadië een deel van de Peloponnesos geweest, dat helemaal niet zo mooi was, maar juist kaal en verlaten. De herdersgod Pan zou er geboren zijn en herders die er met hun kuddes kwamen, zongen liederen tegen de verveling. En Vergilius noemde zijn fictieve gebied, dat meer had van Kalypso’s leefomgeving dan van het origineel, Arcadia. Door hem kreeg Arcadia dus de reputatie lieflijk en idyllisch te zijn in plaats van onherbergzaam.
In de Florentijnse kringen rond Lorenzo de’ Medici leefde het idee van Arcadia tijdens de renaissance weer op en in 1504 schreef de Napolitaanse dichter Jacopo Sannazaro Arcadia, waarin Arcadia staat voor een idyllische omgeving die verloren is gegaan. Zo’n vijftien jaar later is het Giovanni Francesco Barbieri, die als schilder bekend werd onder de naam Guercino, die twee jonge herders schildert die kijken naar een schedel. Op een stenen paal staat de tekst Et in Arcadia ego. De voorstelling wordt gezien als een Memento mori-voorstelling en de ego zou de dood zijn. Et in Arcadia ego, ook ik (= de dood) ben in Arcadië aanwezig.
In 2022 maakten Amerikaanse vrienden van ons een rondreis door Frankrijk. We spraken af om hen te ontmoeten en samen de tuinen van Monet in Giverny te bezoeken. In afwachting van hun aankomst bezochten wij het naburige Les Andelys, waar we zonder enige voorbereiding ineens voor het geboortehuis stonden van Nicolas Poussin, dat nu als museum was ingericht. Helaas was het maandag en was het museum gesloten. Het was juist deze Poussin geweest die vijftien jaar na Guercino een schilderij maakte met de titel Et in Arcadia ego. We zien drie herders, twee geknield en een staand, die een grafsteen bestuderen. Naast hen staat een vrouw van wie niet helemaal duidelijk is of zij wel of geen herderin is. Haar rechterhand rust op de schouder van een van de herders, die zijn blik naar haar gericht heeft en wijst naar de steen. Met een 21e-eeuwse blik zou je er iets van mansplaining in kunnen zien.
Ongeveer in dezelfde tijd schilderde Poussin een werk dat nu vooral bekend is als A Dance tot he Music of Time, waarschijnlijk ook omdat het deel uitmaakt van The Wallace Collection. Het inspireerde de Engelse schrijver Anthony Powell tot een twaalfdelige romancyclus met dezelfde titel. In het Frans heeft het schilderij meerdere titels, La Ronde sur la musique du Temps, maar ook La Danse des Saisons, ou l’Image de la vie humaine. We zien vier dansende figuren die elkaars hand vasthouden, maar ze dansen niet met de gezichten naar elkaar toe, wat gangbaar zou zijn in een rondedans, maar met de ruggen. Zowel in dit schilderij als in Et in Arcadia ego zit iets van berusting en melancholie, van een bewustzijn van het verstrijken van de tijd en het menselijk leven, dan van een waarschuwing om goed te leven, omdat de dood erop volgt. En zo veranderde ego van de dood in ikzelf. Ook ik ben op deze idyllische plek geweest, precies zoals Goethe Italië had ervaren.
En in die betekenis is Et in Arcadia ego sinds Poussin eigenlijk altijd gebruikt. In Brideshead Revisited van Evelyn Waugh vertelt hoofdpersoon Charles Ryder over zijn vriendschap met lord Sebastian Flyte. Waugh deelde zijn roman op in drie boeken, waarvan het eerste de titel Et in Arcadia ego heeft. De kennismaking met Sebastian, de eerste schreden in Oxford, de bezoekjes aan het familiebuiten Brideshead en de prille verliefdheid op Sebastians zuster Julia, het heeft allemaal iets buitengewoon onbezorgds en idyllisch.
Ik schreef al eens over kunstenaar Krijn Giezen, die voor De Lindenberg in Nijmegen een idyllisch reliëf maakte. In Den Haag stelde Giezen in 1990 voor om de Haagse Beek, die deels bovengronds, deels ondergronds loopt van de duinen bij Kijkduin naar de Hofvijver in het centrum, op te schonen en begin- en eindpunt te markeren. Die markering kwam er in de vorm van een plaquette van de Schotse kunstenaar Ian Hamilton Finlay met de tekst Et in Arcadia ego. Die tekst staat ook op een reliëf dat Finlay in 1976 maakte en dat zich bevindt in de collectie van de National Galleries of Scotland. After Nicolas Poussin staat erbij, alleen is de groep herders in Finlays weergave vervangen door een tank. Overigens werkte Finlay direct na de oorlog korte tijd als schaapherder. Vandaar misschien een gevoel van verwantschap met Poussins schilderij.
Ten slotte is er nog een prent van de Engelse tekenaar en schrijver Aubrey Beardsley. In 1896 tekende hij een man die voor een sokkel staat, die ongeveer even hoog is. Op de sokkel een flinke tuinvaas met guirlandes en de tekst Et in Arcadia ego. Wat precies de betekenis hier is, wie bijvoorbeeld de man is, is onduidelijk. Wel heeft Beardsley een jaar eerder een tekening gemaakt van een idyllisch landschap waar twee figuren zitten aan de voet van een vergelijkbaar tuinornament. Links zit een vrouw die haar boek heeft weggelegd en luistert hoe de ander voorleest. Die ander blijkt bokkenpoten te hebben en een staart en zou dus Pan kunnen zijn, de herdersgod die in Arcadië geboren is.
Beardsley is een typische vertegenwoordiger van de kunst van het fin-de-siècle, de periode waarin op allerlei maatschappelijk terreinen vooruitgang botste met verankerde ideeën en waarin er naast allerlei verwachtingen ook toenemende angst heerste. Misschien zit er in Beardsleys tekeningen iets van spot over een terugverlangen naar de goede oude tijd.