Vorig jaar april onthulde Natasha Bennink in Harderwijk twaalf beelden die het verhaal van de stad vertellen. Een van die verhalen is van Ezechiël de Lange. De Lange, een jood die handelt in lompen, oud ijzer en oud papier. Hij geeft vioolles aan de muziekschool in Harderwijk en is hartstochtelijk supporter van voetbalvereniging VVOG, waarvan zijn zoon Appie een van de oprichters is. In april 1943 meldt hij zich bij Kamp Vught, zoals door de Duitse bezetter bevolen is. Voor zijn vertrek geeft hij zijn viool in bewaring. Van Vught gaat het naar Kamp Westerbork en vandaar naar Sobibor, waar Ezechiël de Lange op 14 mei vermoord wordt. Bennink heeft hem geportretteerd, zoals hij misschien het meest bekend was: viool spelend. Maar dan zonder zijn viool, het instrument dat voor een deel De Langes identiteit bepaalde en dat de oorlog wél overleefde.
[Lees meer…] overDe kunst van het weglatenDe twaalf werken van Natasja Bennink
Hic locus est ubi mors gaudet succurrere vitae, hier is de plaats waar de dood zich verheugt het leven te helpen. Heel lang kon ook een dode taal zich als het ware verheugen, omdat Grieks of Latijn verplicht was om geneeskunde te kunnen studeren en dus het leven te helpen. Dat is niet meer, maar de Hic locus est … is nog steeds nauw verbonden met de medische wetenschap. Zo is hij te lezen boven de ingang boven de ingang van een van de gebouwen van de Charité in Berlijn, een van de grootste academische ziekenhuizen van Europa.
De tekst is ook te lezen op een bronzen snijtafel in een park in Harderwijk. Tussen 1648 en 1811 had Harderwijk een universiteit en onder andere Herman Boerhaave promoveerde hier in de medische wetenschappen. Die bronzen snijtafel herinnert hieraan. Op de tafel liggen wat medische instrumenten en een schedel en ernaast staat een emmer met ingewanden. Het is alsof de arts die hier een snijpracticum begeleidde is vergeten de emmer op te ruimen.
De snijtafel is een werk van Natasja Bennink. Zij maakte twaalf beelden, verschillend in grootte en impact, die samen het verhaal van Harderwijk vertellen. DE opdracht kreeg Bennink van Stadsmuseum Harderwijk, dat via de beelden een link wil leggen tussen de geschiedenis van de stad en de presentatie van het museum.
Behalve universiteitsstad was Harderwijk, eeuwenlang liggend aan de Zuiderzee uiteraard ook vissersstad. Dat gaf Bennink vorm door een jongen en een meisje, heimelijk vrijend in een nis in de stadsmuur, wetend dat de jongen morgen of overmorgen weer naar zee vertrekt. En misschien nooit meer thuis komt. Harderwijk als garnizoensstad met de handen van een Afrikaanse soldaat met wat aarde uit het continent waar hij vandaan komt. En met bijbehorende pensions van bedenkelijk allooi, vormgegeven door een ‘vergeten’ lippenstift op een vensterbank. En later, ten tijde van de Koude Oorlog met een spionnenopleiding, verbeeld door een achtergelaten Pravda op een bankje.
Het meest indringend is misschien wel het beeld van Ezekiël de Lange, vertegenwoordiger van de joodse gemeenschap in Harderwijk en volkomen ingeburgerd, met functies in allerlei geledingen van de samenleving. Vlak voor hij werd weggevoerd had hij zijn viool in bewaring gegeven. Bennink heeft hem vioolspelend weergegeven, alleen zonder het instrument dat wel de oorlog overleefde.
Bennink vatte haar opdracht zeer serieus op, maandenlang woonde ze in Harderwijk, voerde er honderden gesprekken, las veel over de stad en werd als het ware een met haar geschiedenis. Zo is ze in staat gebleken die geschiedenis zichtbaar en invoelbaar te maken.
In de klassieke mythologie was het de held Herakles die twaalf schier onmogelijke werken diende te verrichten. Zover hoefde Natasja Bennink niet te gaan. Maar dat zij met haar twaalf werken in brons op unieke wijze een stadsgeschiedenis vertelt, mag minstens zo bijzonder zijn.
Ik heb de beelden inmiddels twee keer gezien en kan iedereen aansporen om eens naar Harderwijk te gaan en geraakt te worden door de vertelkracht van Benninks beelden.
Hanzestad Harderwijk
Klooster staat er op het straatnaambordje op de zijkant van een monumentaal gebouw in Harderwijk. Het is de meest heldere aanduiding voor wat het gebouw ooit geweest is.
Al sinds de reformatie is het Sint-Catharinaklooster geen klooster meer. Achtereenvolgens was het pand in gebruik als woonruimte voor Engelse wevers die als balling uit Norwich en Colchester naar Harderwijk waren gekomen. Vanaf 1648 vestigde de Gelderse Academie, na Leiden, Franeker, Groningen en Utrecht, de vijfde universiteit van Nederland zich hier. Toen die in 1811 werd opgeheven, deed het gebouw jarenlang dienst als magazijn voor militaire goederen en ook enige tijd als militaire bakkerij. Tegenwoordig biedt het oude klooster onderdak aan ’t Klooster – Centrum voor de kunsten.