Met enige regelmaat plaatst de Engelse krant The Guardian kunstquizzen online, interessante maar ook pittige vragen, die specialistische kennis vergen van de Engelse kunstgeschiedenis. Geregeld weet ik het antwoord op een vraag, maar vaker moet ik gokken. In een recente quiz kwam ik een vraag tegen over schilder Joseph Noel Paton. (Voor welke stoffenfabriek werkte Paton als hoofd ontwerper? Antwoord: Brown, Sharp & Co.). Maar uitgerekend de begeleidende afbeelding riep bij mij veel vragen op. Ik ga hier op zoek naar antwoorden.
Joseph Noel Paton is een gevierde Schotse schilder. Hij werd in 1821 geboren in Dunfermline. Zijn vader handelde in damast. Hij leek voorbestemd om de zaken van zijn vader over te nemen, maar uiteindelijk was de lokroep van de kunst sterker. Paton had geen uitgebreide opleiding als schilder, maar via een wedstrijd werd zijn talent ontdekt. Korte tijd bezocht hij in 1843 de Royal Academy of Arts in Londen, waar hij onder andere John Everett Millais ontmoette. Het leverde hem een uitnodiging op om toe te treden tot de Pre-Raphaelite Brotherhood. Hoewel Patons schilderwerk alle kenmerken van de prerafaëlieten vertoont, sloeg hij de uitnodiging af. In 1844 schilderde Paton The Quarrel of Oberon and Titania, een van zijn bekendste schilderijen. De National Gallery of Scotland kocht het aan, samen met The Reconciliation of Oberon and Titania, dat Paton drie jaar later schilderde. Beide scenes zijn vooral bekend door William Shakespeares A Midsummer Night’s Dream. Na dit succes ging Paton voort met het schilderen van allegorische voorstellingen en sagen en legendes.
Oskold
In 1874 schilderde Paton een doek dat hij de titel Oskold and the Elle Maids gaf. We zien een man in een harnas op een paard. Hij houdt het paard in, omdat hij wordt omgeven door vijf zwevende vrouwenfiguren. Hij voelt zich mogelijk bedreigd: in zijn rechterhand houdt hij een lans, hoewel hij waarschijnlijk, gezien de afstand tot de vrouwenfiguren, meer zou hebben aan zijn zwaard dat op zijn linker heup in de schede rust. De scène speelt zich af in een bos en links in de achtergrond zien we de zon achter de heuvels verdwijnen. Wie de man is? Oskold. En de vrouwen figuren moeten dan de Elle Maids zijn. Waar een titel doorgaans helderheid verschaft, wordt het in dit specifieke geval alleen maar ingewikkelder. Want zoeken naar Oskold and the Elle Maids levert uitsluitend verwijzingen op naar dit schilderij van Paton.
Vikingen
Alleen zoeken op Oskold levert wel meer informatie op. Oskold, of het meer gangbare Askold, of het op oud-Noorse wijze geschreven Haskuldr, zou rond 870 samen een zekere Dir in opdracht van de Russische Vikingvorst Rurik naar Constantinopel zijn gestuurd. In het gebied rond de Dnjepr (in het huidige Oekraïne) hebben zij een Vikingstaat gesticht. Het leverde Oskold de titel Prins van Kiev op. Voor deze vage geschiedenis zijn diverse bronnen. De belangrijkste is de zogeheten Nestorkroniek, ook bekend als Verhaal van voorbije jaren, die stamt uit de 12e eeuw. De 18e-eeuwse Zweedse dichter en historicus Olof von Dalin stelt dat Askold de zoon is van Björn Järnsida, die weer de zoon is van de Zweedse koning Ragnar Lodbrok.
En dan is er nog een Arabisch historicus, geograaf en reiziger, Al-Masudi die in het begin van de 10e eeuw ook het gebied ten noorden van de Kaspische Zee aandeed en schreef over wat hij daar gehoord heeft.
Elle Maids
Is er over Oskold al veel onduidelijk, de Elle Maids zijn zo mogelijk nog mysterieuzer. Zij zouden hun herkomst vinden in de Noordse mythologie en geven hun slachtoffers een soort toverdrank. Ergens ben ik een link tegengekomen met een zekere Sven Färling of Svend Faelling en van de sagen rond deze geweldenaar blijkt er weer een link te zijn naar de Nibelungen-saga, die Richard Wagner ooit inspireerde. Het lijkt erop dat de Elle Maids een soort Sirenen zijn, die met hun verschijning onschuldige mannen verleiden.
Erlkönig en Elfentanz
In mijn onderzoekje heb ik geen antwoord kunnen vinden op de vraag wat Oskold en de Elle Maids met elkaar te maken hebben. Laat staan dat inmiddels duidelijk is geworden waar Paton zijn informatie vandaan heeft gehaald. Maar ook zonder dat te weten is het interessant om te onderzoeken hoe hij zijn voorstelling heeft vormgegeven.
Met de man op het paard die in het vlak van rechts naar links beweegt met daaromheen zwevende vrouwenfiguren die ook in die richting bewegen, doet de voorstelling namelijk heel erg denken aan twee voorstellingen van Moritz von Schwind. Zo is er Schwinds Erlkönig-voorstelling, waarin een ruiter wordt lastig gevallen door een groep geestverschijningen. Daarnaast roept Patons schilderij associaties op met Schwinds Elfentanz im Erlenhain. Dat Schwind zich niet gebaseerd heeft op Paton staat onomstotelijk vast. Hij overleed in 1871, Paton schilderde Oskold in 1874. Dus is het de vraag of Paton Moritz von Schwind of zijn werk gekend kan hebben. Ja, dat is mogelijk.
Glasgow
Tussen 1858 en 1864 maakte Schwind in totaal tien ontwerpen voor vensters van enkele kathedralen in Glasgow. In Glasgow gaf men de voorkeur aan ‘art without transparency to transparency without art’. Ze hadden dus liever prachtige ramen waar je niet doorheen kon kijken, dan saaie ramen met zicht op wat er buiten gebeurde. Zo kwamen ze terecht bij de Königliche Glasmalereianstalt in München. Daar werkten Max Emanuel Ainmiller en Heinrich von Hess als inspecteur. Zij droegen Moritz von Schwind en enkele andere Münchener schilders voor voor de klus en mogelijk ook later voor een vergelijkbare klus in Londen. In een boek uit 1898 over de vensters in Glasgow is sprake van een groot westvenster en een in het zuidtransept van de hand van Moritz von Schwind.
Tentoonstelling
Ik vind nog geen duidelijk antwoord op de vraag of Schwinds ontwerpen ook daadwerkelijk zijn uitgevoerd en als dat zo is, of ze nog bestaan. Ik ben zelf geneigd te stellen dat het bij ontwerpen is gebleven. Zeker is wel dat die te zien zijn geweest in Glasgow en misschien ook wel in Edinburgh, waar Paton woonde. Sowieso was Paton naast kunstenaar ook bekend als
kunsthandelaar en vooraanstaande figuur in de Schotse kunstwereld. Het is goed mogelijk dat hij voor de tentoonstelling van de vensterontwerpen op reis is gegaan (de afstand Edinburgh-Glasgow is een slordige tachtig kilometer). Ook is het mogelijk, maar ook daarvan heb ik geen bewijs gevonden, dat Schwinds werk via tijdschriftpublicaties verspreid is en bekendheid heeft gekregen.
Wie het werk van beide kunstenaars naast elkaar legt, kan niet anders concluderen dan dat er qua thematiek grote overeenkomsten zijn. Of zij het met elkaar hadden kunnen vinden is een ander verhaal. Moritz von Schwind had zijn nukken. Het is niet uitgesloten dat hij, ondanks de gedeelde belangstelling voor allegorieën, sprookjes en poëzie, vanwege Patons schilderstijl niets had moeten hebben van Joseph Noel Paton.