Rond 1860 schilderde Moritz von Schwind Die Landpartie: Schwind und Bauernfeld auf einem Leiterwagen of Schwind und Bauernfeld auf einer Landpartie, zoals het schilderij hier en daar ook wel genoemd wordt. We zien een platte kar, getrokken door twee paarden, rijden door een landschap. Op de bok zit iemand de paarden te drijven en in de kar staan vier bankje, waarvan er een bezet is door twee mannen. De voorste is Eduard von Bauernfeld, de achterste met stok schilder Moritz von Schwind. Op het eerste gezicht een aardig tafereeltje, maar er valt meer over te zeggen.
Of Moritz von Schwind en Eduard Bauernfeld ooit een dergelijke rijtoer hebben gemaakt, is zeer de vraag. Naast allerlei werk in opdracht was Schwind al enige jaren bezig met het schilderen van dergelijke tafereeltjes, die hij zijn Reisebilder noemde. Al eerder, bijvoorbeeld bij Die Hochzeitsreise, hebben we gezien dat Schwind in deze schilderijtjes idealiseerde. In scènes uit zijn leven gaf hij soms vrienden een speciale rol, Zo is componist Franz Lachner in Die Hochzeitsreise hotelier. Het zou mij niet verbazen als de man die de kar bestuurt ook een vriend van Schwind zou zijn. Wie precies, durf ik niet te zeggen.
Leopoldsberg
Er is een heel andere reden om stil te staan bij dit schilderij en dat is dat woord Landpartie. In 1825 tekende Schwind een Landpartie. We zien een gezelschap van drie mannen en een vrouw met een hond. Ze lopen langs een jonge boerin die koren maait. Het gezelschap oogt arrogant en de tekening wat stijfjes. Uit hetzelfde jaar dateert een serie van zes litho’s met de titel Die Landpartie auf den Leopoldsberg. Het zijn zes scènes van volop Jubel, Trubel, Heiterkeit, waarin in ieder geval componist Franz Schubert goed te herkennen is. De Leopoldsberg is een heuvel even buiten Wenen, waar Schwind, Schubert en hun vriendenkring kennelijk naar toe trokken als ze de stad even wilden verlaten.
Atzenbrugg
Van een van Schwinds vrienden, Leopold Kupelwieser, zijn prenten bewaard gebleven van een Landpartie op slot Atzenbrugg. Dit kasteel, veertig kilometer westelijk van Wenen, was eigendom van een oom van Franz von Schober. Ook deze plekwas dus toevluchtsoord voor de Schubertianer. Een van Kupelwiesers prenten komt redelijk overeen met een werk van Schwind. We zien een gezelschap van zeker tien mannen en vrouwen in een open rijtuig. In een andere prent heeft Kupelwieser wel twintig mensen afgebeeld. Ze zitten en keuvelen, maken muziek en dansen en sommige spelen een balspel. Van deze prent kun je je afvragen of iedereen behoorde tot het gezelschap van Schubertianer.
Gezelschap
Vrij zeker is dat behalve Moritz von Schwind en Franz Schubert Leopold Kupelwieser en Franz von Schober aanwezig waren. Dit is het hechte clubje dat ook in Das Dreimäderlhaus geportretteerd werd. Ook nauw bevriend waren Johann Mayerhofer en Joseph von Spaun. Maar wie precies de jonge vrouwen waren die meegingen, is ook niet bekend.
Ironie
Wie er zeker niet bij was, maar wel op Schwinds schilderijen en tekeningen van Schubertiades afgebeeld staat, is dichter Eduard Bauernfeld. Natuurlijk kan het zijn dat Schwind en Bauernfeld wel eens met zijn tweeën de stad uit zijn geweest en dat Schwinds schilderij waarheidsgetrouw is. Het kan ook zijn dat de titel die Schwind koos ironisch bedoeld is. Want een groter contrast is nauwelijks denkbaar tussen de twee bedaagde mannen en de uitgelaten horde jongelui, waarbij ook nog eens de stuurse blikken van Bauernfeld en Schwind recht tegenover de vrolijkheid van vroeger staat.