Onze treinrondreis, eind april, door Zwitserland werd onderbroken door een boottocht van Luzern naar Fluëlen. Op en rond de Vierwaldstättersee herinnert nogal wat aan de Zwitserse nationale held Wilhelm Tell. Zo veel dat ik nieuwsgierig werd en op zoek ging.
Bij het betreden van de MS Schwyz, de boot die ons van Luzern naar Fluëlen, aan de andere kant van de Vierwaldstättersee zal brengen, valt direct een regel op die op de wand is aangebracht.
Verderop staat aan de oevers van het meer een grote steen waarop met gouden letters dankbaarheid wordt getoond aan Friedrich Schiller. En dan zijn er tussen Sisikon en Seelisberg nog hotel-restaurant Tellsplatte en daar in de buurt de Tellskapelle. Kortom, er is nogal wat rond het meer dat je in Tell-sferen voert.
Appel
Het verhaal is bekend. Wilhelm Tell, te trots om een symbool van macht te groeten, wordt door landvoogd Hermann Gessler gedwongen om met zijn kruisboog een appel van het hoofd van zijn zoon te schieten. Hij pakt daarvoor twee pijlen. De eerste is raak. Gevraagd naar de bedoeling van de tweede pijl antwoordt Tell dat hij daarmee Gessler vermoord had, als hij met het eerste schot onverhoopt zijn zoon gedood had. Waarop Tell alsnog gevangen wordt genomen, maar tijdens de tocht naar de gevangenis weet hij te ontsnappen, waarna Gessler verdrinkt in het meer.
Identiteit
De afgelopen twee eeuwen is Wilhelm Tell uitgegroeid tot nationale held van Zwitserland. Grotendeels daarvoor verantwoordelijk is de Duitse schrijver Friedrich Schiller (1759 – 1805), die in 1804 het toneelstuk Wilhelm Tell publiceerde. Weliswaar maakt ene Aegidius Tschudi (1505 – 1572) in zijn Chronicon Helveticum al melding van een sage of legende rond Wilhelm Tell, maar waar hij het op baseert is onduidelijk. En tot wijdverbreide belangstelling heeft het nooit geleid. Schiller heeft er wel gebruik van gemaakt en het verwerkt tot een afgerond verhaal. Door hem is Wilhelm Tell een figuur geworden waarmee Zwitsers zich kunnen identificeren en zijn tekst heeft bijgedragen aan een nationaal Zwitserse identiteit.
Invented tradition
In 1983 schreven historici Eric Hobshawn en Terence Ranger het boek The Invention of Tradition. Het werd een gezaghebbend werk waarin de auteurs betogen dat geregeld al dan niet historische feiten anders geduid worden om een nationaal gevoel of een gemeenschappelijke identiteit te versterken. Zo is het ook met Wilhelm Tell. Het verhaal speelt zich af in de oerkantons Uri, Schwyz en Unterwalden, maar historische bronnen voor Tell zijn er niet. Gessler of Gisler, zou wel historisch zijn, maar de meningen lopen uiteen in wiens naam hij landvoogd was. Vaak worden de Habsburgers genoemd en dat zou goed uitkomen, omdat dat geen Zwitsers zijn. Schillers toneelstuk is de belangrijkste bron voor allerlei weergaven. Maar historisch is die zeker niet.
Feit en fictie
Curieus is dat de bron voor deze Zwitserse invented tradition bij een Duitser ligt. Maar kennelijk doet daar niemand moeilijk over. De Zwitsers omarmen Tell al twee eeuwen als nationaal symbool. Zo schilderde Ferdinand Hodler de schutter als onverzettelijke held. Ook worden allerlei zaken soepel aangepast. Van de Tellskapelle aan de boorden van de Vierwaldstättersee wordt al in 1503 melding gemaakt. Maar de kapel zoals die er nu staat, dateert van 1879-1880.
Er zijn voorstellingen te zien van het Apfelschuss, de Tellsprung, Gesslers dood en de zogenaamde Rütlischwur. In deze laatste voorstelling gaat het om de eed van Uri, Schwyz en Unterwalden om een bondgenootschap te vormen. Hoe historisch deze gebeurtenis is, is onduidelijk. Wel verbeeldde Johann Heinrich Füssli dit in 1780 al in een schilderij. Dus een kwart eeuw voor Schiller met zijn toneelstuk kwam.
Ouder?
Bij het zoeken op Wilhelm Tell kwam ik ook een schilderij tegen van de Fransman Francois-André Vincent, getiteld Tellensprung. Het bevindt zich in het Musée des Augustins in Toulouse en wordt gedateerd ‘na 1791’. Vincent leefde tot 1816 dus het is goed mogelijk dat hij zich op het toneelstuk van Schiller heeft gebaseerd en dat de datering onnauwkeurig is. Ook kwam ik een opera Guillaume Tell tegen van de Belgisch-Franse componist André Grétry, ook al gedateerd in 1791 (dus ver voor de opera Guillaume Tell van Gioachino Rossini van 1829, met de beroemde ouverture. Overigens verwerkte Rossini wel de karakteristieke Dreiklang van de Posthorn in zijn opera). Als het schilderij van Vincent en de opera van Grétry inderdaad van voor 1804 zijn, dan moeten er andere bronnen zijn. Misschien is dat Tschudi, maar de vraag is wel waar die hernieuwde belangstelling dan vandaan komt. En misschien moet dan wel de hele geschiedenis herschreven worden. In ieder geval is de dankbaarheid die de oerkantons in hun monument van 1857 aan Schiller betuigen iets te veel eer.
Geef een reactie