Al sinds het begin van de vastenperiode klinkt bij ons in huis geregeld de Matthäus Passion. Gewoon omdat het de tijd van het jaar is. Mijn vader zong vroeger in een oratoriumvereniging als tenor en als kind heb ik Bachs meesterwerk al diverse keren live gehoord. Bij mijn vaders begrafenis verlieten we onder de klanken van Bachs slotkoor de kerk. Wir setzen uns mit Tränen nieder.
Om meer over Bach en zijn compositie te weten te komen kochten we vorig jaar het boekje De Matthäus-Passion, met de ietwat pretentieuze ondertitel Wat Bachs meesterwerk je vertelt, als je weet waar je op moet letten. Nou geloof ik in zijn algemeenheid nooit zo in dit soort gidsen. Bach vertelt mij al heel veel, zonder dat ik weet waar ik op moet letten. Toch was ik wel nieuwsgierig, vandaar de aanschaf. En ik moet toegeven, er zijn delen die mijn Matthäus-genot hebben verrijkt.
Maar er is iets anders dat mij intrigeert. Pas zag ik boek en cd naast elkaar liggen en viel mijn oog op de afbeeldingen. Het boek wordt getooid met een afbeelding van de gekruisigde Christus, enigszins uit het centrum. Echt in het midden zien we een engel met een kelk in zijn handen. Links zweeft nog een engel en de onderste helft van de voorstelling valt grotendeels in het niet door de titel, de ondertitel en de namen van de auteurs en allen die verder meewerkten. De voorstelling blijkt een uitsnede uit De kruisiging van Jacob Cornelisz. van Oostsanen. En in het origineel draait alles wel om de gekruisigde Christus.
Op de cd staat een heel andere voorstelling. Een man met deemoedig gebogen hoofd, op een lendendoek na geheel naakt, staat met zijn handen op zijn rug, overgoten door licht. Christus aan de geselpaal heet het werk en het wordt toegeschreven aan Rembrandt of een navolger..
Op een of andere manier kan ik beide voorstellingen niet rijmen met Bach en zijn Matthäus Passion. Van Oostsanen schilderde zijn kruisiging rond 1510, ruim tweehonderd jaar voor Bach zijn beroemde stuk componeerde, en vermoedelijk met een compleet ander wereldbeeld. De reformatie en de contrareformatie moesten nog beginnen. Rembrandt of zijn navolger schilderde zijn Christus rond 1646, altijd nog zo’n tachtig jaar te vroeg. Hier is het grote bezwaar dat de verbeelde scène slechts een detail in het hele passieverhaal is en zeker niet de crux.
Misschien is dat wel mijn grootste bezwaar in beide gevallen. Dat er gekozen is voor een plaatje ‘dat ergens in de verte iets met het verhaal te maken heeft’. Want daarmee doe je volgens mij niet alleen Van Oostsanen en Rembrandt tekort, maar ook Bach, en deze beide gevallen degenen die zijn muziek uitvoeren en hen die het trachten te duiden.
Geef een reactie