Ooit van Josef Kriehuber gehoord? Of van Julius Thäter of Anton Ferdinand Krüger? Vast niet. Misschien wel omdat ze meer ambachtslieden waren dan kunstenaars. Maar voor de kunst, bijvoorbeeld die van Moritz von Schwind waren ze van grote betekenis. En dus is het tijd voor een nadere kennismaking.
Pietas, Fidelitas, Pax, Virtus, Sapientia, Opulentia, Prudentia. Het zijn de titels van zeven prenten van Moritz von Schwind in de collectie van de Kunsthalle in Hamburg. Wie niet beter weet, zou denken dat het hier gaat om de zeven deugden. Maar welbeschouwd is het een bij elkaar geraapt zooitje. De drie goddelijke deugden zijn Fides (geloof), Spes (hoop) en Caritas (liefde). En dan zijn er de vier zogenoemde kardinale deugden: Prudentia (voorzichtigheid), Iustitia (rechtvaardigheid), Temperantia (matigheid) en Fortitudo (moed).
Nu is er niet zo heel veel verschil tussen Fides en Pietas en is Fidelitas (trouw) daar weer een afgeleide van. Fortitudo en Virtus (kracht) zijn ook nauw verwant. Sapientia (wijsheid) zou je als verzamelnaam voor Prudentia, Iustitia en Temperantia kunnen zien. Maar waarom Schwind Pax (vrede) en vooral Opulentia (rijkdom, weelde of overvloedigheid) een plek heeft gegeven in dit rijtje, is een groot raadsel.
Krüger
Het is niet uitgesloten dat juist dat aantal van zeven ons op het verkeerde been zet. Dat is het aantal deugden, maar misschien heeft Schwind een veel grotere reeks van positieve eigenschappen gemaakt. Zeker is dat de zeven prenten in Hamburg niet door Schwind zelf vervaardigd zijn, maar door Anton Ferdinand Krüger. Krüger was kupferstecher. De letterlijke vertaling kopersteker is weinig gangbaar. In Nederland zouden we hem etser of graveur noemen. Krüger leerde het vak aan de academie in Dresden waar hij zelf later ook professor werd. Als kupferstecher bedacht Krüger niet zelf de voorstelling, hij kopieerde bestaande voorbeelden. Maar dat deed hij wel buitengewoon kundig, want het moest spiegelbeeldig zodat de druk een kopie werd van het origineel.
Thäter
Een andere kupferstecher die heeft bijgedragen aan de bekendheid van het werk van Moritz von Schwind is Julius Thäter. Thäter leerde net als Krüger het vak aan de academie in Dresden. Hij verbleef daarna in diverse andere Duitse steden, zoals tussen 1834 en 1841, waar hij kennis kan hebben gemaakt met Moritz von Schwind. Ook Thäter keerde uiteindelijk terug naar Dresden, waar hij net als de negen jaar oudere Krüger, professor werd. Meer nog dan Krüger hield Thäter zich bezig met reproductie. Het is zelfs zo dat we werk van Schwind dat ooit verloren is gegaan, nu nog kennen door de reproducties van Thäter.
Kriehuber
Kupferstecher als Krüger en Thäter hebben hun ambacht hun hele werkzame leven vol kunnen houden. Dat dat niet vanzelfsprekend was in een tijd waarin vanaf ca. 1840 de fotografie aan een opmars begon, bewijst de carrière van Josef Kriehuber actief. Hij werd vier jaar eerder dan Schwind geboren in de Oostenrijkse hoofdstad Wenen. Het is weer waarschijnlijk dat zij elkaar gekend hebben, hoewel ik daar geen keiharde bewijzen voor heb kunnen vinden. Kriehuber specialiseerde zich als lithograaf in portretten. Gedurende zijn actieve loopbaan van ruim dertig jaar, maakte hij meer dan 3000 portretlitho’s. Vooral adellijke personen wisten Kriehuber te vinden, maar ook in de wereld van de muziek was hij goed thuis. Componisten als Robert Schumann, Gaetano Donizetti, Giacomo Meyerbeer en Anton Diabelli zijn door Kriehuber geportretteerd. En hij maakte een portret van Franz Schubert, net als Schwind geregeld deed, postuum. Kriehuber was niet de meest gevraagde en best betaalde portretlithograaf van zijn tijd.
Maar rond 1860 zag Josef Kriehuber zijn handel instorten. De fotografie was dermate ingeburgerd geraakt en geen enkele beroemdheid wilde nog een portretlitho. Allemaal gaven ze de voorkeur aan fotografen als Franz Hanfstaengl om zich te laten vereeuwigen. Daarbij is het goed mogelijk dat het ook met de kupferstich als kunstreproductiemiddel snel bergaf is gegaan. Alleen Krüger heeft dat niet meer mee hoeven maken, hij overleed in 1857. Thäter leefde tot 1870. Over hem lees ik nergens dat de fotografie hem werkeloos heeft gemaakt. Maar het is een feit dat jongere collega-grafici steeds vaker de overstap maakten naar de fotografie.
Tom Smit zegt
Interessant verhaal Peter! Dankjewel!!