Twee zelfportretten, een geschilderd in 1524 en een gefotografeerd in 1931, hebben een opmerkelijke link. Nu kun je zeggen dat alle zelfportretten gelinkt zijn, omdat ze de kunstenaar zelf laten zien. Maar bij deze twee gaat de overeenkomst verder.
Op 11 januari 1503 wordt Francesco Mazzola geboren, in de kunstgeschiedenis bekend als Parmigianino. Hij is bekend als een van de boegbeelden van het maniërisme. De naam komt van kunstenaarsbiograaf Giorgio Vasari, die in zijn Le Vite spreekt van Maniera, dat zo veel betekent als persoonlijke stijl. Je hoeft maar een paar Pamigianino’s madonna’s te bekijken (Madonna met de lange nek of Die Madonna mit der Rose) om een idee te krijgen van wat Vasari bedoelde. In de zeventiende eeuw krijgt de term een negatieve lading. Men vindt de schilderijen vaak te gekunsteld. Pas in de negentiende en twintigste eeuw wordt er weer met waardering naar de schilders van het Maniërisme gekeken.
Al vroeg, hij is pas 21, schildert Parmigianino een zelfportret. En niet zomaar een zelfportret, nee, Parmigianino wil zijn technisch kunnen laten zien. Hij beeldt zichzelf af voor een concave spiegel. Vooral aan de randen krijg je dan vertekening, rechte lijnen worden krom en voorwerpen worden kleiner dan wat zich centraal voor de spiegel bevindt. Vergelijk het met een fish eye lens van een fotocamera. Lees deze beschrijving en kijk naar het portret en er valt iets vreemd op. Het hoofd van de geportretteerde is relatief klein, maar de hand op de voorgrond is kolossaal. Dat kan twee dingen betekenen: of Parmigianino heeft daadwerkelijk voor een concave spiegel gezeten die gekanteld was, waardoor zijn hand zich in het centrum bevond. Of, en dat getuigt van schilderkunstige virtuositeit, Parmigianino heeft zich een voorstelling gemaakt van hoe een concave spiegel de realiteit zou kunnen vertekenen en dat geschilderd.
Van virtuositeit is in Aenne Biermanns Selbstporträt mit silbernen Kugel geen sprake. Een foto laat immers zien wat er te zien is. En toch roept dat vragen op.
Anna Sibylla Sternefeld werd op 3 maart 1898 geboren in Goch, net over de grens bij Nijmegen. Ze was een telg uit een vermogende ondernemersfamilie. Wanneer ze zich Aenne is gaan noemen is niet helemaal duidelijk. De huwelijksakte, die ze in 1920 tekende toen ze met Herbert Joseph Biermann trouwde, ondertekent ze nog met Anna Biermann. In 1921 wordt ze moeder van een dochter en twee jaar later van een zoon. Kort daarna begint Biermann met fotografie. Een opleiding heeft ze nooit gevolgd, alles wat ze weet en doet heeft ze zichzelf geleerd. Net als ontelbare anderen begint ze met het portretteren van de kinderen. Maar bij Biermann zorgt de belangstelling voor het medium ervoor dat ze ook planten, stenen en alledaagse gebruiksvoorwerpen begint te fotograferen. Daarbij experimenteert ze met fotografische technieken en composities.
In 1927 krijgt Biermann, die sinds haar huwelijk in Gera woont, opdracht van een bevriende geoloog om diens stenen verzameling in beeld te brengen. Haar foto’s vallen op en worden gelinkt aan de stijlrichting van het Neue Sehen en de Neue Sachlichkeit zoals dat in die jaren vanuit het Bauhaus gepropageerd wordt. Biermanns foto’s vallen op en in 1928 zorgt kunsthistoricus Franz Roh ervoor dat Biermann een tentoonstelling mag inrichten. Twee jaar later publiceert Roh Biermanns foto’s in Fototek, een reeks boeken over fotografen, waarmee Roh enkele jaren eerder is begonnen.
Heel lang heeft Biermann niet van haar succes kunnen genieten. In 1932 openbaart zich bij haar een leverkwaal, waarna ze, na maandenlang tevergeefs te hebben gekuurd, op 14 januari 1933 overlijdt. Tot overmaat van ramp nemen enkele jaren later de nazi’s Biermanns archief van ruim 3000 negatieven in beslag, vanwege de joodse afkomst van haar echtgenoot. Een groot deel van dat archief is verloren gegaan.
In 1931 maakt Aenne Biermann haar zelfportret. We zien nog net haar hand die met een soort greep de zilveren bol vasthoudt. Verder zien we in de spiegeling de camera op een driepotig statief staan. Op het moment van fotograferen zien we dat er twee lampen zijn gebruikt voor de juiste belichting. Verder zien we de vertekening, bijvoorbeeld van de witte schouw, zoals we die ook bij Parmigianino tegenkomen. Wat nog wel opvalt, is dat er naast het statief nog iemand in de studio aanwezig is. Wie dat is, is niet bekend.
Het is Biermanns drang om te experimenteren waaraan we dit zelfportret te danken hebben. Die drang is er niet bij Parmigianino. Maar je zou kunnen zeggen dat het bij beide ook nieuwsgierigheid is naar wat een bol of een bolle spiegel doet voor de vertekening van een beeld. En dat mogen we de overeenkomst noemen tussen twee werken die qua tijd, qua medium en qua uitwerking en compositie enorm verschillen.
Overigens is er nog een trieste overeenkomst tussen Parmigianino en Aenne Biermann. Waar we al zagen dat Biermann veel te vroeg overleed, gaat dat ook op voor Parmigianino. Hij was 37 toen hij werkte in een kerk in Casalmaggiore, besmet werd met malaria en daaraan bezweek.
Jos Geerits zegt
Deed mij denken aan M.C. Escher, Hand met spiegelende bol, litho, 1935