“And if I should fall, would you hold me”, zingt Beth Gibbons (Portishead) met haar kenmerkende ijle stem in het nummer Hunter. Ik moest eraan denken toen ik pas weer eens Icarus van Hendrick Goltzius tegenkwam.
Andersom moet ik ook altijd als ik het nummer hoor aan een van de bekendste valpartijen uit de kunstgeschiedenis denken. Dat die val zo bekend is komt natuurlijk door het verhaal. Samen met zijn vader Daedalus, die voor koning Minos van Kreta het labyrint van Knossos heeft gemaakt, zit hij gevangen. Minos wil ze niet laten gaan, omdat Daedalus het geheim van het labyrint kent. In het geniep werkt Daedalus echter aan hun ontsnapping: hij verzamelt veren om daar met was vleugels van te maken. Als het moment van wegvliegen daar is, waarschuwt Daedalus zijn zoon: vlieg niet te laag over de zee, want dan worden de vleugels nat en te zwaar; vlieg niet te hoog en te dicht bij de zon, want dan smelt de was. Het gevoel van vrijheid tijdens het vliegen stijgt Icarus echter naar zijn hoofd, hij vergeet de waarschuwingen van zijn vader en stort in zee.
Hendrick Goltzius werkte rond 1588 naar voorbeeld van schilder Cornelis Cornelisz. van Haarlem aan de verbeelding van het verhaal. We zien Icarus, een hand voor zijn ogen tegen het verblindende zonlicht en met een blik van wanhoop, in een rare houding, zonder vleugels. Onder hem zien we, veel verder naar de achtergrond, een man mét vleugels, Daedalus.
Om de prent staat een Latijnse tekst waarvan niet helemaal duidelijk is hoe die gelezen moet worden, maar waar in ieder geval uit af te leiden valt dat we hier inderdaad met Icarus te maken hebben.
Goltzius’ Icarus maakt deel uit van een serie van vier vallers. Phaëton steelt de zonnewagen van zijn vader Helios, rijdt de dicht langs de aarde, wat leidt tot brandplekken. Voor hij de hele aarde in brand zal steken, mikt oppergod Zeus hem met een bliksemschicht van de wagen. We zien Phaëton tuimelen, terwijl in de achtergrond de zonnewagen, een los wiel en drie paarden zichtbaar zijn.
Tantalus werd door Zeus uitgenodigd voor een feestmaal op de Olympus. Daarvandaan nam hij godenvoedsel mee. Bij een banket dat Tantalus voor de goden organiseerde zette hij hen zijn zoon Pelops te eten voor. De goden doorzagen het en Zeus wierp Tantalus naar de diepste plek van de hel, waar hij eeuwig honger en dorst zou lijden.
Tenslotte is er Ixion, die zijn schoonvader vermoordde, door Zeus min of meer gerehabiliteerd werd en die vervolgens Zeus’ echtgenote Hera probeerde te verleiden. Ook hij werd door Zeus in de hel gegooid.
Goltzius beeldde alle vier de overmoedigen af in ongewone houdingen. Tenminste zo lijkt het. Wie goed kijkt ziet dat de houding steeds min of meer hetzelfde is en dat het perspectief steeds anders is. Wel apart is dat er van Icarus twee spiegelbeeldige versies bestaan. De versie waar Icarus van rechts naar de zon linksboven kijkt is gesigneerd door Jan de Bry, een tijdgenoot van Goltzius en Cornelis Cornelisz. Kennelijk heeft hij het origineel nauwkeurig nagetekend op de etsplaat en daarna de voorstelling gedrukt.
Toen ik de vier prenten van Goltzius naast elkaar zag, moest denken aan een nummer van Hauser Orkater. Zie de mannen vallen, weten zij dan niet. Dat alleen een vrouw kan balanceren op de rand, van een hoge houten wand. Hier is het geen overmoed, maar onwetendheid.
Daarmee leek het verhaal me wel behoorlijk rond en klaar voor publicatie. Maar toen was ik jarig en kreeg ik onder meer het boek Altijd iets te vinden van Wieteke van Zeil. Daarin kwam ik een hoofdstuk tegen over het omarmen van veranderlijkheid. Het gaat over vastgeroest zitten in oude denkpatronen, waarbij in de kunstgeschiedenis door witte beschouwers eeuwenlang geen aandacht is besteed aan op schilderijen afgebeelde zwarte personen. Van Zeil illustreert haar verhaal met een studie van Théodore Chassériau van Joseph, een in zijn tijd veel gevraagd model, die bijvoorbeeld te zien is op Het vlot van de Medusa van Théodore Géricault. Wat direct opvalt in de studie is de houding van Joseph. Hij vertoont grote overeenkomst met de vier mythologische figuren van Goltzius. Maar van overmoed is geen sprake, het is immers maar een modelstudie. En dan pas besef je dat Goltzius’ prenten eigenlijk ook niets meer zijn dan een modelstudie. Door ze aan te duiden als mythologische figuren, kregen de prenten meer betekenis. Maar uiteindelijk is het gewoon een naakte man, getekend uit vier verschillende hoeken.
Geef een reactie