Bij mij om de hoek staat een beeld. Toen ik het, jaren geleden alweer, voor het eerst zag, moest ik direct aan Bernini denken, aan zijn Extase van de heilige Teresa van Avila, zoals te zien in de Santa Maria della Vittoria in Rome. Onterecht zo zou later blijken. Hoewel?
Het beeld staat half tussen de struiken in een plantsoentje voor een kerk. Een kerk die ook al weer jaren gesloten is, maar die wel alles met Nijmegen te maken heeft. De grote kerk midden in het centrum van Nijmegen heette de St. Steven. Na de Reformatie werd de kerk geannexeerd door de protestanten en werd het de Stevenskerk. Hoewel de protestanten het in Nijmegen enkele eeuwen voor het zeggen hebben gehad, heeft de stad gedurende een groot deel van de 20e eeuw een enorm katholiek imago. Grotendeels in dat terug te voeren op de aanwezigheid van de Katholieke Universiteit Nijmegen, opgericht in 1923 en op de nabijheid van de Heilig Landstichting. In hetzelfde jaar waarin de universiteit werd opgericht, bouwde men op de Berg en Dalseweg een kerk. De parochie werd de St. Stephanusparochie. Het beeld voor de deur was de naamheilige, gemaakt door Albert Termote, en door parochianen in 1950 geschonken bij het 40-jarig priesterjubileum van Gijsbertus Wilhelmus van der Heijden.
Keien
Maar is die associatie wel zo vreemd. Het beeld van Termote laat ongecontroleerde armgebaren zien en een blik die op de hemel gericht is. Voor Bernini’s Teresa in Rome geldt hetzelfde. Nou is Stephanus een bijbelse figuur. Hij is een van de eersten die zich bekeerden tot het christendom en de apostelen stelden hem aan als diaken. Maar vanwege zijn geloof werd hij opgepakt en door steniging ter dood gebracht. Hij werd de eerste christelijke martelaar.
Het beeld laat dus iemand zien met hevige pijn en in doodsnood. Tegelijkertijd sterkt zijn geloof hem in het lot dat hem na zijn overlijden te wachten staat. Vandaar die blik naar de hemel. Termote moest het wel zo oplossen. Rondvliegende keien kon hij niet laten zien. En stenen die de latere heilige net hadden geraakt, zouden gekluisterd aan het lichaam een bizarre indruk maken. Wonderlijk genoeg konden schilders wel rondvliegende keien weergeven, maar deden ze het niet. In het overgrote deel van de Stephanusafbeeldingen hebben omstanders de keien nog vast. In een enkele is de martelaar al geraakt, wat er vaak toch wat merkwaardig uit ziet.
Pijl
Hoe zit het dan met Teresa? Naast haar is een engel te zien die op het punt staat haar hart te doorboren met een pijl. In feite had Bernini eenzelfde probleem als Termote. Waar de laatste voor een letterlijke uitbeelding de zwaartekracht moest trotseren, had Bernini een abstractie weer te geven. Volgens de overlevering was Teresa in extase geraakt. Ze raakte in vuur en vlam door Gods liefde. Maar hoe laat je dat zien? Bernini koos dus voor de engel met de gouden pijl. Baseerde hij zich hierbij op Teresa’s eigen verklaring? Of op een schilderij van Giovanni Lanfranco dat de Extase van de heilige Margareta van Cortona voorstelt. Het antwoord op die vraag is niet eenduidig. Wat wel duidelijk is, is dat Bernini’s weergave van de extase de meest extreme is. In tal van geschilderde Teresa’s is ze een redelijk kuise non. Alleen de Fransman François Gerard gaat in zijn portret van Teresa wat verder. Hij laat haar de toeschouwer recht aankijken, de handen weliswaar devoot gevouwen, maar met een wel zeer uitdagende blik. Teresa is hier meer een verleidster, dan een non die tegen wil en dank door Gods liefde getroffen wordt.
Reacties
Door de eeuwen heen is het beeld van Teresa in Rome bezocht en beschreven. Niet altijd waren die reacties positief. In zijn kolossale boek Roomsche schoonheid (1913) noemt pater Bernard Molkenboer, die in 1909 naar Rome was gegaan om kunstgeschiedenis te studeren en die in 1923 in Nijmegen werd aangesteld als lector in de Nederlandse letterkunde, Teresa een ‘liefde-zieke theater-non’. Waar haalt zo’n man dat vandaan, vraag je je dan af. Het liefde-ziek is op zich niet zo moeilijk. En dat Teresa een non was, valt niet te ontkennen. Voor dat theater moet je de situatie ter plekke zien. De Extase van de heilige Teresa van Avila staat in de Cornaro kapel. De rijke familie Cornaro, met roots in Venetië, heeft voor de complete inrichting van de kapel betaald. En dat wilden ze weten ook, want Bernini kreeg de opdracht ook hen af te beelden. Dat deed hij op de zijmuren van de kapel. Aan weerszijden van Teresa zitten Cornaro’s naar de voorstelling te kijken, een beetje vanuit de hoogte, alsof ze op het schellinkje zaten in het theater. Het bijzondere eraan is de achtergrond achter de beelden, een trompe l’oeil, met een overdreven perspectief.
En dat doet weer denken aan Andrea Palladio’s Teatro Olimpico in Vicenza. Dit theater, gebouwd tussen 1580 en 1585 heeft in de achterwand drie gangen die overdreven omhooglopen en waar de driedimensionale coulissen worden afgesloten met een geschilderde achterwand, voor nog meer diepte. Je ziet dat het perspectivisch niet deugt, maar in een theatersetting zal het ongetwijfeld werken. Ook de geschilderde strakblauwe avondlucht werkt bijna hypnotiserend.
In al zijn vrome afkeuring heeft Molkenboer dat in ieder geval goed begrepen. Bernini heeft de emotie extra, bijna theatraal aangezet. En daardoor werkte het. Of Termote zich heeft gebaseerd op Bernini is niet bekend. Maar hij doet wel hetzelfde. Zonder de stenen laat hij toch de pijn van Stephanus zien, als ware het theater.
Geef een reactie