Kijk naar Bart van der Lecks De storm en je ziet een voorbode van Piet Mondriaan. Maar in Rome zag ik onlangs een beeld dat op een heel andere manier grote verwantschap met het schilderij vertoont.
In een van de vroegste colleges van mijn studie kunstgeschiedenis kregen we een afbeelding te zien van een schilderij. De meesten van ons kenden het niet. De bedoeling was dat we het gingen lezen, heel basaal, vertel eens wat je hier ziet.
Het waren twee lopende gestalten, gehuld in het zwart, met allebei iets blauws en op een geel vlak. Links op het schilderij was een groot blauw vlak, met wat zwart en grillige rode vormen. Waren het daken? We kwamen er niet echt uit. Wat we wel zagen waren de primaire kleuren rood, geel en blauw. En dat de vormen duidelijk gestileerd waren, was ook wel duidelijk. We hadden wel associaties met Mondriaan en De Stijl, waarvan we allemaal al gehoord hadden. Maar op deze voorstelling kregen we geen vat.
Pas toen de docent onthulde dat het schilderij De Storm heette, gingen we meer zien en vielen ook details op hun plek. De zwarte vormen links blijken boten, met rode zeilen, op een woeste zee. Het geel is land, waar de vissersvrouwen, bezorgd achter zijn gebleven. De kleine zwarte driehoekjes aan de bovenkant van de hoofden is haar dat onder de mutsen vandaan komt en duiden op klederdracht.
Het schilderij, in 1916 gemaakt door Bart van der Leck, is momenteel de blikvanger van een tentoonstelling in het Haags Gemeentemuseum. Van der Leck ontmoette Mondriaan in Laren. Zijn gebruik van primaire kleuren zette Mondriaan op het spoor van de pure abstractie die De Stijl is gaan heten, naar het tijdschrift dat in 1917 door Theo van Doesburg is opgericht. In De storm is Van der Lecks ervaring als glazenier terug te zien. Met platte vlakken blijkt hij in staat om een verhaal te vertellen.
Afgelopen week was ik in Rome. Ik bezocht er op een ochtend de Santa Maria della Vittoria met de beroemde Extase van Teresa van Avila door Gian Lorenzo Bernini, de relatief sobere San Carlo alle Quattro Fontane van Francesco Borromini en ik was op weg naar de Sant’Andrea al Quirinale van Bernini, misschien wel een van de hoogtepunten van barokke architectuur.
En juist hier, tussen al deze barokke architectuur, zag ik ineens Van der Lecks De storm weer terug. Natuurlijk niet letterlijk, maar wel overdonderend. In de Giardino di Sant’Andrea al Quirinale stond een kolossaal beeld, van twee lopende figuren. Dik ingepakt en met wapperende kleding was het duidelijk dat ze de elementen trotseerden. Terug in mijn hotel zocht ik naar informatie. Pattuglia di Carabinieri nella tormenta was de titel.
Maker van het beeld bleek Antonio Berti. Hij werd in 1904 als boerenzoon geboren in de omgeving van Florence, waar hij een liefde ontwikkelde voor de kunst die er in de renaissancestad alom te vinden is. Toen een bevriende schrijver het talent van Berti voor het werken met klei onderkende, gaf deze het advies om de jongen naar de kunstacademie te sturen. Berti groeide in Italië uit tot een vooraanstaand beeldhouwer die gedurende zijn lange loopbaan (hij overleed in 1990) tal van prestigieuze opdrachten kreeg. Zijn beeld in Rome heeft hij echter nooit zo gezien. Het is in 2014 geplaatst toen de carabinieri, het paramilitaire politiekorps, tweehonderd jaar bestond.
Ik houd wel van dergelijke dwarsverbandjes in de kunstgeschiedenis. Twee werken die stilistisch niets met elkaar te maken hebben, maar die allebei een heel simpel gegeven zichtbaar maken. Namelijk dat je je in een storm schrap moet zetten om op de been te blijven.
Geef een reactie