Er lijkt verwantschap te zijn tussen de begrippen renaissance en wederopbouw. Maar dat een schilder van laat-Middeleeuwse altaarstukken een rol in speelt, ligt minder voor de hand. En dat allemaal met Nijmegen als middelpunt.
Sebastiano Serlio (1475-1554) was architect. Maar anders dan diverse van zijn tijdgenoten wordt hij niet herinnerd om het ontwerp van beroemde gebouwen. Giacomo Barozzi da Vignola (1507-1573) bouwde in Rome de jezuïetenkerk Il Gesù en zorgde daarmee voor een nieuw soort gevel voor kerken. Andrea Palladio (1508 – 1580) schiep in de omgeving van Vicenza Villa Rotonda en andere fantastische villa’s die nog enkele eeuwen, vooral in Engeland, navolging kregen. Iets minder bekend is Vincenzo Scamozzi (1548 – 1616), die als leerling van Palladio diverse werken van zijn leermeester voltooide. Van Sebastiano Serlio is nauwelijks meer bekend dan een toegangspoort van het paleis Fontainebleau. Dat de vier toch vaak in een adem genoemd worden komt door hun theoretische werk, hun nagelaten geschriften over architectuur.
Nalatenschap
Serlio liet de wereld I Sette Libri d’Architettura na, zeven boeken over architectuur waarin hij zijn ideeën uiteenzette over geometrie en perspectief, maar ook algemene regels voor bouwkunst. Hij besteedde een deel van de zeven aan voorbeelden uit de klassieke Romeinse bouwkunst en een ander aan tempelbouw. Het zesde deel wijdde Serlio aan Woonhuizen voor alle bevolkingslagen, van boer tot koning.
Wat Serlio verder nog naliet, is een architectonisch motief, serliana genoemd, ook wel bekend als Venetiaans raam of Venetiaanse poort. Het is een ronde boog die aan beide zijden overgaat in een entablement, een dragend bouwelement dat gestut wordt door twee zuilen. De simpelste manier om het weer te geven is rechte lijn, halve cirkel, rechte lijn, ongeveer zoals je op bewegwijzeringsborden bij een rotonde ziet, maar dan een kwartslag gedraaid.
Wederopbouwbuurt
Afgelopen zaterdag kreeg ik een rondleiding door de Afrika- en Bouwmeesterbuurt. Het is een van de vroegste wederopbouwbuurten van Nijmegen. Eigenlijk is de naam verwarrend. Is het één buurt, bestaand uit vier blokken met woningen of zijn het er twee, een met straten genoemd naar bouwmeesters en een genoemd naar generaals uit de Boerenoorlog? Qua ligging ben je geneigd twee te antwoorden, omdat de blokken worden doorsneden door de Paul Krugerstraat, een wat drukkere doorvoerroute. Maar architectonisch zijn beide delen beslist een eenheid.
Verantwoordelijk voor de Afrika- en Bouwmeesterbuurt waren de Amsterdamse architecten Aat Evers en Geert Sarlemijn. Hun ontwerpen zijn grotendeels gebaseerd op de ideeën van de Bossche School van Dom Hans van der Laan. Maatverhouding, materiaalgebruik, de toepassing van gebogen of driehoekige frontons boven deuren en ramen, het is allemaal heel karakteristiek. Evers en Sarlemijn hadden de opdracht om te bouwen voor diverse leeftijdsfasen, van wat we nu starters op de woningmarkt zouden noemen tot kinderrijke gezinnen. Om een echt wijkgevoel te creëren, bedachten de architecten dat langs de randen hogere delen moesten komen. Niet te massief en ondoordringbaar, maar met hier en daar een opening. Bij een van die openingen, een doorgang voor voetgangers, maakte mijn hart een huppeltje.
Daar, in de schaduw van de portiekflats en ongetwijfeld minder prominent dan Sebastiano Serlio ooit bedoeld heeft, hadden Evers en Sarlemijn serliana ingevoegd. Niet een, maar twee. Het motief van de architect die een bijdrage leverde aan het paleis van Fontainebleau, was hier terug te zien in een project dat bedoeld was om de grote woningnood na de oorlog op te lossen. Dat was met recht Woonhuizen voor alle bevolkingslagen.
Duizendpoot
Pieter Coecke van Aelst (1502 – 1550) was schilder. Zoals zijn naam al doet vermoeden kwam hij uit Aalst in Vlaanderen. Coecke schilderde een flink aantal altaarstukken, waarvan er diverse in beroemde Europese musea terecht zijn gekomen. Museum Het Valkhof bezit een drieluik dat wordt gedateerd rond 1520 en wordt toegeschreven aan Pieter Coecke van Aelst. De Aanbidding door de wijzen, een voorstelling die Coecke geregeld schilderde, is erg kwetsbaar en wacht dringend op restauratie. In de aanloop naar die restauratie onderzocht kunsthistorica Lisanne van den Heuvel het werk en zij bracht tal van overschilderingen en afsnijdingen aan het licht. Het is de bedoeling dat als het drieluik straks, als het geheel hersteld is, weer een ereplaats krijgt in het museum.
Maar vanwaar dit zijpaadje? Eigenlijk doe ik Pieter Coecke van Aelst tekort als ik stel dat hij schilder was. Hij was ook beeldhouwer en hij ontwierp tapijten. Je zou hem een artistieke duizendpoot kunnen noemen. Toen hij amper twintig jaar oud was reisde hij voor studie naar Italië. Wat hij daar wel of niet gezien heeft is onbekend. Maar hij moet er in ieder geval de taal geleerd hebben. Want behalve als schilder, beeldhouwer en tapijtontwerper is Pieter Coecke van Aelst ook bekend als vertaler … van I Sette Libri d’Architettura van Sebastiano Serlio.
*****
Wie meer wil lezen over de Afrika- en Bouwmeesterbuurt verwijs ik graag naar het boek Herwonnen schoonheid, met onder meer een bijdrage van architectuur historicus Leon van Meijel over de geschiedenis van de wijk.
Geef een reactie