Op 8 februari 1871 overleed Moritz von Schwind in zijn huis in Niederpöcking aan de Starnberger See, ten zuidwesten van München. Wat precies de oorzaak van zijn overlijden was, heb ik (nog) niet kunnen achterhalen. Dat het al langere tijd niet goed met hem ging, staat vast.
Op 3 augustus 1870 schreef Moritz von Schwind aan zijn vriend Eduard Mörike het volgende: “Seit der Melusina […] habe mich die Musen nicht mehr besucht.” Die voltooiing, zo had Schwind al eerder aan Mörike geschreven, dateert van januari 1870. In dezelfde brief maakt Schwind melding van een opdracht, die hij net binnen heeft gekregen. Wiener damen, een aanduiding die hij verder niet uitlegt, hebben het plan opgevat om schrijver Franz Grillparzer bij zijn tachtigste verjaardag te vereren met een speciale uitgave van diens werk, geïllustreerd door Moritz von Schwind. Er zijn wat schetsen bewaard gebleven, maar het lijkt erop dat Schwind de opdracht niet voltooid heeft.
Zwanenzang
Op 16 januari 1871 schreef Schwind zijn laatste brief, die bewaard is gebleven. Aan de Hamburgse koopman, politicus en kunstverzamelaar Arnold Otto Meyer, die enkele tekeningen van Schwind in zijn bezit had, meldde hij: “Seit anfangs Oktober bin ich mit meinen Augen in Diskrepanz. Von Arbeit keine Rede, zu langen Briefen ungeeignet, […]” Al eerder had Schwind geklaagd over zijn verminderende zicht, maar hier meldt hij dat hij er niet door kan werken.
Het is bijna ironisch om direct voorafgaand aan deze passage te lezen: “Verstehe ich recht, so haben Sie selbst die Absicht, biographiam meam zu schreiben? Sie ist sehr einfach. Geboren in Wien 21. Jenner 1804, vermählt 3. September 1842, und lebt Gott sei Dank noch.” Met zijn karakteristieke gevoel voor spot voegde hij eraan toe: “Plagte sich viel mit Malerei, konnte es aber dem geehrten Publiko nie recht machen, woran ihm aber wenig liegt.”
Voor zover overgeleverd is dit het laatste teken van leven van Schwind geweest. Dat hij God zij dank nog leefde, duurde nog slechts driekwart maand.
Graf
Schwind ligt begraven op de Alter Südfriedhof in München. Het is een druppelvormige begraafplaats met een bijna vierkante appendix, die ligt ingeklemd tussen de Thalkirchner Straße, de Pestalozzistraße en, langs een van de zijden van het vierkant, de Kapuzinerstraße. Ik ben er nog nooit geweest, maar zal er bij een volgend bezoek aan München zeker eens gaan kijken. Zijn graf ligt vrij centraal in het brede deel van de druppel, 16-9-43/44. Opmerkelijk aan het graf is dat de schilder er zelf begraven ligt, maar daarnaast alleen zijn zoon Hermann. Waar Schwinds echtgenote Luise begraven ligt, heb ik nog niet kunnen vinden.
Monumenten
In Oostenrijk en Duitsland werden in diverse steden straten genoemd naar Schwind. Maar er is meer dat aan de schilder herinnert. Zo siert sinds 1967 een bronzen gedenkplaat het huis in Frankfurt, dat Schwind zelf ontwierp en liet bouwen.
In 1909 eerde zijn geboortestad Wenen hem met een monument van de hand van beeldhouwer Othmar Schimkowitz. Helaas is het op 8 april 1945, in de nadagen van de Tweede Wereldoorlog, verwoest en nooit meer hersteld. Resten ervan schijnen nog bewaard te worden in het depot van Museum Belvédère.
Ook in München werd een monument voor Schwind opgericht. Initiatiefnemer was Schwinds leerling Dr. Julius Naue, die we al eens tegenkwamen als ontwerper van de Melusine-tempel. Op 4 juli 1893 werd het op het Pratereiland in de Isar feestelijk onthuld. Maker van Schwinds bronzen portretbuste die bovenop het vier meter hoge monument stond, was Ernst Julius Hähnel, de beeldhouwer met wie Schwind een briefwisseling had onderhouden. Ook dit monument is tijdens de oorlog verwoest. De portretbuste kon echter tijdig gered worden, maar dertig jaar lang was niet bekend waar hij bewaard werd. In 1974 dook hij weer op, bovenop een granieten zuil bij de Schwindschule, een basisschool in München die de naam van de schilder draagt. Volgens diverse krantenberichten zijn er in 2017 stemmen opgegaan om het monument uit 1893 in ere te herstellen. We wachten het af.
Geef een reactie