Het zal in ergens in 1992 zijn geweest. Ik had het onderwerp voor mijn doctoraalscriptie bepaald, Moritz von Schwind, maar was nog niet begonnen met het verzamelen van materiaal. Wat er aan literatuur over Schwind was, wist ik nog niet, toen ik op een dag binnenstapte bij Antiquariaat Aleph in Utrecht. BAM. Tussen de kunstboeken stond daar ineens, vuurrood, vijf centimeter dik een boek over Moritz von Schwind.
Des Meisters Werke in 1265 Abbildungen stond er op de omslag. Wat een geluk. In een keer alle schilderijen en prenten bij elkaar. Prijs 65 gulden. Dat was een flinke aanslag op mijn studentenmaandbudget, maar een dergelijk buitenkansje mocht ik niet laten schieten. Ruim twintig jaar later blader ik er nog geregeld met groot plezier in. Het boek is uitgegeven in 1906. Ver voor de Tweede Wereldoorlog waarin door bombardementen muurschilderingen van Schwind in Karlsruhe vernietigd werden. Ook ver voor de brand in 1931 in het Münchener Glaspalast, waarbij schilderijen van Schwind verloren gingen. Ze staan er allemaal in.
Maar leert het boek ons verder nog iets over Schwind. Jazeker. Op de rug staat Klassiker der Kunst IX Schwind. Voor in het boek staat een overzicht van de hele reeks. 1. Rafael; 2. Rembrandt (I. Gemälde); 3. Tizian; 4. Dürer; 5. Rubens; 6. Velazquez; 7. Michelangelo; 8. Rembrandt (II. Radierungen); 9. Schwind. Direct na de allergrootsten van de 15e, 16e en 17e eeuw kwam daar ineens een Oostenrijks-Duitse schilder die net 35 dood was. Had Schwind nog geleefd, dan zou hij het als een enorm eerbetoon hebben ervaren. Hoewel, in het resterende rijtje van elf namen grootheden staan als Memling, Mantegna en Fra Angelico, maar ook tijdgenoten als Uhde, Rethel en Thoma.
Samensteller van het boek over Schwind is Otto Weigmann. Weigmann heeft Schwind nooit persoonlijk gekend. Schwind overleed in 1871, Weigmann werd geboren in 1873. Zeker is dat Weigmann directeur is geworden van de Staatlichen Graphischen Kunstsammlung in München, maar het is onduidelijk of hij dat al was toen hij het boek over Schwind samenstelde. In zijn voorwoord legitimeert Weigmann de keuze voor Schwind in de reeks Klassiker der Kunst door te wijzen op de tentoonstellingen die twee jaar voor het verschijnen van het boek plaatsvonden bij gelegenheid van de honderdste geboortedag van Schwind.
Over de reeks is terug te vinden dat zij liep tot 1912. Van Schwind is er nooit een herdruk geweest, terwijl bijvoorbeeld Rafael in 1923 zijn vijfde druk beleefde. Van Dijck kreeg in 1931 zelfs nog een geheel herziene tweede druk. Niet uit te sluiten is dat de samenstellers van de reeks zich aan Schwind een beetje vertild hebben. Waarschijnlijk was hij in 1906 al behoorlijk over het hoogtepunt van zijn roem heen. En het vertillen mogen we ook letterlijk nemen. Met zijn 1265 afbeeldingen is het deel over Schwind het dikst (ongeveer 2 kilogram) van de hele reeks. En dan te bedenken dat Weigmann in zijn voorwoord schreef dat hij nog een selectie heeft moeten maken ook, omdat Schwind vaak dezelfde voorstelling in verschillende technieken uitvoerde.