‘Over tien jaar staat het overal langs de snelwegen vol met dergelijke dozen.’ We rijden over de A73 naar het zuiden en iemand in de auto durft deze voorspelling wel aan. Wie ooit de term doos voor dergelijke fantasieloze bouwwerken gemunt heeft weet ik niet. Wel vermoed ik dat het met een heel klein beetje inspanning een stuk interessanter wordt.
Boven op een oud bankgebouw in Nijmegen lijkt een soort daktuin te zijn. Ten minste, dat is wat Google streetview laat zien. Vanaf de Hertoghof, wat een fraaie naam is voor de atrium-achtige ruimte tussen vier winkelstraten, is het niet goed te zien. Een wit scherm, samengesteld uit vele tientallen panelen. belemmert goed zicht. Ertussen door vallen, afhankelijk van de weersomstandigheden, wat kleine streepjes blauw of grijs waar te nemen. En over weersomstandigheden gesproken, die hebben in de loop der tijd vat gekregen op de wand. Schetterend wit is het allang niet meer, algengroei heeft gezorgd voor een groen zweem.
Nu is elk rechthoekig paneel niet helemaal vlak. Als je er een neer zou leggen, zie je een heel luie piramide, waar de vier driehoekige zijden alle vier verschillen. En omdat er zoveel panelen zijn, krijg je een prachtige regelmatige wand van onregelmatigheid. Die gedurende de dag door veranderend licht en schaduw ook nog voortdurend verandert.
Nu is er in de Nederlandse beeldende kunst één kunstenaar op wie de trefwoorden wit, reliëf en lichtval als geen ander van toepassing zijn: Jan Schoonhoven. Schoonhoven werd in 1914 geboren in Delft. Van een plaatselijke kunstenaar kreeg hij wat les en tussen 1930 en 1934 bezocht hij de Academie voor Beeldende Kunsten in Den Haag. Maar zeker in de crisisjaren ’30 zat leven van zijn kunst er als beginnend kunstenaar niet in. Na de Tweede Wereldoorlog vond Schoonhoven werk bij de Centrale Afdeling Gebouwen van de PTT. Hij zou er tot zijn pensionering in 1979 blijven. Maar Schoonhoven bleef ook kunstenaar, in de avond en de vrije weekenden.
In 1953 begon Schoonhoven te knutselen met papier en ribkarton. Voor zijn zoontje maakte hij kastelen en fabrieken. Drie jaar later maakte hij van papier-maché zijn eerste witte, monochrome reliëf. Hij bedacht geen titels voor zijn werk, maar combineerde een letters – T voor tekening, R voor reliëf – met een volgnummer.
In 1957 richt Schoonhoven met enkele gelijkgestemde kunstenaar de Informele Groep op. Als reactie op de emotionele benadering van de kunst, bijvoorbeeld door de schilders van CoBrA gaat het de informelen om de zeggingskracht van het materiaal. In 1960 gaat Schoonhoven met enkele van de Informelen nog een stap verder. Ze richtten de Nulgroep op. Het streven is een objectieve kunst, zonder emotionele waarde en waarbij de aanwezigheid van de kunstenaar zo veel mogelijk uitgewist diende te worden. De kunst van de Nulgroep vertoont veel verwantschap met de Zero-beweging die in Duitsland is ontstaan, maar al snel ook kunstenaars uit Frankrijk, Italië, België en Zwitserland aanspreekt. ‘Je moet streven naar het minimum’, heeft Schoonhoven eens gezegd. ‘Maar anoniem wordt het nooit.’
als ik langs de wand in de Hertoghof loop, moet ik altijd even aan Schoonhoven denken. En hoe hij ongelijk heeft gekregen, omdat van deze wand, minimaal als een van zijn eigen kunstwerken, wel degelijk anoniem is. Ik heb de maker ervan niet kunnen achterhalen. Zou het nou niet mooi zijn als de opvattingen van Schoonhoven, die zoals de wand bewijst, ook te vertalen zijn naar de openbare ruimte grootschalig worden toegepast in de dozen, zodat de lelijkheid van Nederland minimaal en anoniem toch iets mooier wordt.
Geef een reactie