Toen ik onlangs Radetzkymars, de magistrale roman van Joseph Roth, las over de ondergang van het Oostenrijkse keizerrijk, vroeg ik mij geregeld af of ik iets herkenbaars zou tegenkomen, wat te maken had met Moritz von Schwind, wiens leven deels samenviel met de door Roth vertelde tijd. Dat bleek minimaal. Op bladzij 357 lezen we in een bijzin “[…] sloeg de Lenaugasse in […]”. Met wat goede wil kun je die passage linken aan het leven van Moritz von Schwind. De Lenaugasse is immers genoemd naar de dichter Nikolaus Lenau, die op het Schottengymnasium een klasgenoot van Schwind is geweest.

“Grüße Herz und Niembsch” schrijft Moritz von Schwind in maart 1840 aan zijn vriend Eduard von Bauernfeld. In een brief twee jaar later lezen we: “Niembsch, Baumann, Dierfeld […] was machen sie alle?”. En zo zijn er nog diverse passages te vinden in Schwinds brieven. Vanaf het voorjaar van 1813 bezocht Moritz von Schwind het Schottengymnasium. Daar werd hij klasgenoot van Nikolaus Niembsch. Deze Nikolaus Niembsch was geboren in het koninkrijk Hongarije, maar na de dood van zijn vader, door zijn grootvader naar Wenen gehaald. Deze grootvader, overste Joseph Maria Niembsch, werd in 1820 geridderd. Hij kreeg de titel Edler von Strehlenau, die later overging op zijn kleinzoon, die er zijn schrijversnaam van afleidde. Een andere klasgenoot van hen beide was de al genoemde Bauernfeld.
Kortstondig literair succes
In 1822 begon Lenau, eerst aan de Universiteit van Wenen en later aan de Universiteit van Pressburg (het huidige Bratislava) aan de studies filosofie, landbouw en geneeskunde. In 1831 woonde hij in Heidelberg, waar hij zijn doktersexamen zou afleggen. Maar geen enkel beroep trok hem echt. De dood van zijn moeder maakte hem zwaarmoedig en door een erfenis van zijn grootmoeder was hij in staat zich volledig aan de poëzie te wijden. Na een rampzalige investering, die hem de helft van zijn vermogen kostte, vertrok Lenau naar de Verenigde Staten waar hij in Ohio een stuk land kocht. Maar het gebrek aan cultuur en het materialisme van de bewoners vielen hem zwaar en al in 1833 keerde hij terug naar Europa. Hij vierde behoorlijke literaire successen, bijvoorbeeld met zijn versie van Faust en een stuk over Savonarola. Maar na een hartinfarct (volgens andere bronnen was het een aanval van waanzin) in 1844 werd hij nooit meer de oude. Zijn versie van Don Juan heeft hij nooit kunnen voltooien. Lenau verbleef drie jaar in een psychiatrische inrichting in de buurt van Stuttgart en vervolgens nog drie jaar in de buurt van Wenen. Hier overleed hij in 1850.

Frankfurt
Hoe gedurende Lenaus leven het contact met Schwind is geweest, is niet duidelijk. Op 17 oktober 1844 schreef Schwind aan Lenau, in reactie op diens toestand. Schwind laat weten hoezeer hij geschrokken is van at Lenau is overkomen, maar hij is ook verheugd over zijn herstel. Verder verwijst Schwind naar Lenaus voorgenomen huwelijk met Marie Behrend, die hij tijdens een verblijf in Baden-Baden had leren kennen. Alleen dat huwelijk is er nooit gekomen. Kort na Schwinds brief, wordt Lenau voor het eerst opgenomen. Mogelijk is dat ook een verklaring dat het bij één brief gebleven is.
Opmerkelijk is dat zowel Schwind als Lenau in 1844 in Frankfurt woonde. Het is dus goed mogelijk dat ze elkaar ontmoet hebben. Schwind schrijft nog over een ontwerp voor een muurschildering dat hij moet presenteren. Daarvoor nodigt hij Lenau uit om op de 22e oktober om 11:00 aanwezig te zijn in de städtische Reitschule.
Geen sporen
In het werk van Schwind zijn geen sporen van Nikolaus Lenau terug te vinden. Geen portretten en ook geen voorstellingen die terug te voeren zijn op Lenaus teksten. Het ligt voor de hand om te stellen dat Schwinds voorstellingen uit Faust op Goethe en niet op Lenau gebaseerd zijn. In die zin is het bijna ironisch dat Schwind Lenau uitnodigde op aanwezig te zijn bij de presentatie van zijn werk Goethes Geburt.