De Eiermarktgarage in Nijmegen is een parkeergarage als honderden anderen: je drukt op een knop, een slagboom gaat open en je kunt naar binnen rijden. Maar waar ondergrondse parkeergarages vaak later aangelegd zijn dan de omliggende bebouwing, bevinden ze zich vaak onder pleinen, waarvoor overigens ook constructieve redenen zijn. Toen eind jaren ’70, begin jaren ’80 de zwaar verpauperde Nijmeegse benedenstad werd gesloopt en weer werd opgebouwd, was de Eiermarktgarage van meet af aan gepland. Om de inrit naar de garage af te scheiden van het naburige woonwijkje, werd een muur gebouwd. En die muur moest markanter worden dan de gemiddelde scheidingsmuur. En zo kwam kunstenaar Johan Goedhart in beeld.
Goedhart behoorde tot de zogenaamde Arnhemse School. In reactie op de eenvormigheid en het steeds meer loslaten van de menselijke maat bij woningbouwprojecten, begon in de jaren ’70 een groep kunstenaars met het vormgeven van de omgeving. In een woestenij van baksteen en beton zochten zij naar speelsheid en verwondering, maar ook naar ontmoeting en identificatie. Grote man achter de Arnhemse School is kunstenaar Peter Struycken die in 1964 aan de Academie voor Beeldende Kunsten in Arnhem begon met de opleiding Monumentaal Nieuwe Stijl. Struycken verwierf in Arnhem bekendheid met zijn blauw golvende landschap rondom het Roermondsplein. Nijmegen kent hem van de grote kubussen die aanvankelijk op het Takenhoffplein lagen en later verhuisden naar het Palkerplein, tussen Nijmegen en Wijchen.
Haast onopvallend staat Goedharts muur in het Nijmeegse straatbeeld. Hij benadrukt aan de ene kant de inrit naar de garage, maar zorgt ook voor geborgenheid in het wijkje erboven. Die inrit krijgt accent doordat in het metselwerk van de muur de afdalind naar de ingang zichtbaar wordt. Geen strakke horizontale lijn, maar aflopend in een hoek van een graad of vijftien. Daarbij gebruikte Goedhart een opvallende groengrijs geglazuurde baksteen. Mogelijk zit in die kleur bewust de suggestie van natuur.
Behalve de groene muur van Johan Goedhart valt er in de directe omgeving van de parkeergarage nog iets op: zes hoge betonnen blokken van ruim vier meter hoog, twee aan twee in een rechte lijn. Door de hoogte in verhouding met breedte en diepte ogen ze opvallend rank. Maker is Paul van der Hoek, net als Goedhart een vertegenwoordiger van de Arnhemse School. Zijn blokken lijken daar op het eerste gezicht wat willekeurig te staan, maar niets is minder waar. De denkbeeldige lijn die de blokken vormen loopt evenwijdig aan het gevelfront van de Snijderstraat. Aan de bovenkant versmallen de blokken trapsgewijs, waarbij er een andersom staat ten opzichte van de andere vijf. Dat zou zorgen voor een speels effect. Maar als je je afvraagt waarom in een omgeving met huizen iets trapsgewijs uitloopt, dringt zich al snel de associatie met trapgevels op. Minstens zo speels als het omdraaien van een van de blokken is dan de knipoog naar het verleden, naar oude monumentale straatjes.
Samen staan de groene muur en de betonnen blokken bekend als Omgevingsvormgeving en worden Johan Goedhart en Paul van der Hoek samen genoemd als makers. Die titel en het noemen van beide kunstenaars samen past vermoedelijk het best bij de opvattingen van de Arnhemse School. Maar welbeschouwd zijn het twee afzonderlijke kunstwerken die elk hun eigen betekenis en waarde voor de omgeving hebben en daarom elk afzonderlijk gewaardeerd zouden moeten worden.
Geef een reactie