Pas was ik in Conques, in het gebied van de Aveyron in Zuid-Frankrijk. Er was ons een idyllisch oud stadje beloofd en dat was geen woord te veel gezegd. Ergens in mijn achterhoofd speelde nog de herinnering aan de colleges middeleeuwse bouw- en beeldhouwkunst. En het besef dat Conques een pleisterplaats was op de pelgrimsroute naar Santiago de Compostella. Lopend vanaf de parkeerplaats schoot me de naam van de kleine kerk te binnen: St. Foy. En eenmaal voor de kerk, bij het zien van het timpaan, kwam alles weer terug.
Afschrikwekkend voorbeeld
Van het laatste oordeel waarbij de zielen worden gewogen. En waarbij diegenen die een godvrezend leven hadden geleid naar links mochten en zij die goddeloos hadden geleefd rechts in de hel terecht kwamen. Dit was het timpaan waardoor de docent verwees naar Umberto Eco’s De naam van de roos, waar de jonge Adson van Melk in de avondschemering door de abdij dwaalt en een timpaan gewaar wordt dat hem de stuipen op het lijf jaagt. En net als in het beroemde boek betreft het hier een abdijkerk. Je zou denken dat wie zich bewust terugtrekt uit het dagelijks leven en intreedt in een abdij geen aansporing meer nodig heeft om rechtschapen te leven. Maar kennelijk s dat toch anders.
Hellemond
Met de blik van nu kijken we met plezier naar de voorstellingen aan de rechterkant van het timpaan. Daar valt veel meer te zien dan aan de linkerkant, die bovendien veel statischer is. Mijn favoriete scène is helemaal onderaan, net rechts van het midden, waar een duivel met piekhaar en grote puntoren met een grote pollepel de zondaars een grote hellemond in drijft. Waar Hieronymus Bosch altijd geprezen wordt om zijn ongebreidelde fantasie, bleek men er vier eeuwen eerder ook wat van te kunnen.
Schoonheidsfoutje
Toch was er bij het zien van dit timpaan ook weer de vraag waarom? Een vraag die niemand mij ooit heeft kunnen beantwoorden. Waarom zit er in een ontwerp dat zo mooi symmetrisch is die imperfectie van die verspringende horizontale onderste balk. Bij het bestuderen van het timpaan lijkt het alsof het is opgebouwd uit kleinere delen, die later bij elkaar gevoegd zijn tot één geheel. Maar zou er niemand zijn geweest die zich er toen al aan stoorde en die de beslissing had kunnen nemen om dat deel nog eens opnieuw te doen? Of zou het opzet zijn? Zou het zijn gedaan om aan te tonen dat de mens, anders dan God, niet in staat is tot perfectie? Wie het weet mag het me zeggen.
Carmen
Wat ik nooit geweten heb, en wat ik in Conques leerde, is dat er een link bestaat er een link bestaat tussen de opera Carmen van Georges Bizet met dit timpaan in Conques. Dat we het timpaan nu nog kunnen bewonderen is te danken aan schrijver Prosper Mérimée. Om zijn brood te verdienen werkte hij als inspecteur van de monumentendienst. Hij zette zich in voor het behoudt van deze kerk, die recent nog is voorzien van nieuwe ramen die speciaal ontworpen werden door kunstenaar Pierre Soulages. In zijn vrije tijd schreef Mérimée de tragische geschiedenis van Don José die als een blok valt voor femme fatale Carmen. Dat is waardoor hij eeuwige roem verworven heeft. Maar wie Conques en de St. Foy bezoekt, zal hem ook vanwege zijn inspectiewerk eeuwig dankbaar zijn.