Kunst en sport is geen gelukkig huwelijk. Kijk naar hoe vaak sport als inspiratie voor kunst dient en je kunt niet anders dan concluderen dat dat minimaal is. Misschien heeft het te maken met het geestelijke of intellectuele dat vertegenwoordigd wordt door de kunst. Terwijl sport juist vooral lichamelijk is. En als kunst en sport dan al hand in hand gaan, dan is het vaak met een knipoog. Kunst lijkt de sport niet serieus te nemen, terwijl vooral topsport dat juist wel doet. Er is immers voor tal van partijen heel veel geld mee gemoeid.
In Oss trof ik jaren geleden een mooi voorbeeld van niet al te serieus te nemen kunst en sport. Midden op een rotonde lag een lapje gras. Daarop waren drie zwarte conische vormen van twee à drie meter hoog geplaatst. Ze stonden niet helemaal recht en op twee ijzeren pootjes. Alle drie hadden ze een verticale rij klinknagels en bovenaan was een randje wit gekleurd. In eerste instantie oogt het allemaal nog abstract. Maar met de klinknagels en het witte randje krijg je al snel de associatie met een soutane van een pastoor. Kijk dan nog eens naar de beeldengroep en je weet, hier trappen drie geestelijken een balletje. Alleen de bal ontbreekt. De fraters heet de beeldengroep van Alex Schalken en in de volksmond spreekt men van de voetballende fraters.
Ik moest er weer aan denken toen ik pas de H3H-biënnale in Oosterhout bezocht. In en vooral om de Sint Paiulusabdij, het klooster Sint-Catharinadal en de Onze Lieve Vrouwe Abdij (‘de heilige driehoek’, H3H) was werk te zien van 31 kunstenaars, dat speciaal voor deze biënnale met het thema geloof gemaakt was. Tussen allerlei opvallende installaties, netjes genummerd, lag achter de Paulusabdij lag een vervallen trapveldje, waarbij een bordje met nummer ontbrak. Strak belijnd – zij het niet helemaal volgens FIFA-afmetingen – werd hier de suggestie gewekt dat de bewoners van de abdij hier ’s avonds nog een balletje konden trappen. Maar dat het hier wel degelijk om een kunstwerk ging en niet om een plek voor wat speelse ontspanning, bleek uit een blik op de doelen. Geen gammele witte palen met een deklat, nee twee jonge boompjes.
Growing goals heet het werk van Maarten Baas. In zijn werk begeeft Baas zich in het grensgebeid van design en beeldende kunst. Bekend zijn zijn klokken uit de serie Real Time, waarbij in de klok een mannetje aanwezig lijkt, dat speelt met de tijd. Ook aan een strak gedefinieerd voetbalveld voegt Baas zo’n speels en moeilijk te beïnvloeden element toe. Daarbij is een goal bij voetbal die rechthoek waar doorgaans een net in hangt, maar goal is ook een doel dat je jezelf kunt stellen en waar je naartoe kunt groeien. Naar eigen zeggen heeft Baas altijd gevoetbald, maar nooit in clubverband, ‘om het plezier in het spelletje niet te verliezen’. Die speelsheid, dat plezier, spreekt ook uit zijn Growing goals.
Het zijn maar twee voorbeelden en misschien zijn er nauwelijks meer te vinden. Toch is het opmerkelijk dat geestelijk leven een element kan zijn om kunst en sport met elkaar in verband te brengen. Misschien is er hier ook wel sprake van een heilige driehoek.