“Fremd bin ich eingezogen, fremd zieh’ ich wieder aus.”
Het zijn de eerste regels van het gedicht Gute Nacht van Wilhelm Müller. Maar echt beroemd werden ze doordat Franz Schubert het gedicht op muziek zette als eerste van de 24 liederen die samen Winterreise vormen.
In de Alte Nationalgalerie in Berlijn bevinden zich drie schilderijen van Moritz von Schwind. Een ervan is getiteld Abschied im Morgengrauen. Het schilderij dateert van 1859. Schwind was al enige tijd bezig episodes uit zijn leven in een serie schilderijen vast te leggen. Reisebilder noemde hij ze. Of het een directe verwijzing naar Schuberts liederencyclus is, weet ik niet. Maar het zou me niet verbazen.
Vriendschap met Franz Schubert
Vanaf ongeveer 1821 raakte Schwind in zijn geboortestad Wenen nauw bevriend met Franz Schubert. Schubert figureerde geregeld in tekeningen van Schwind.
Op de muziekavonden waar werken van Schubert centraal stonden en die om die reden Schubertiades werden genoemd, was Schwind een vaste gast. Vele jaren later, vermoedelijk in 1865, heeft Schwind een dergelijke muziekavond nog eens nauwgezet, met de componist zelf aan de piano, in een tekening vastgelegd.
Franz Schubert is voor Moritz von Schwind in zijn ontwikkeling ook een enorme stimulans geweest. ‘Wie der komponiert, so möchte ich malen können’, heeft Schwind ooit als een van zijn drijfveren verklaard.

Moritz von Schwind, Abschied im Morgengrauen, gewassen pentekening, 1837, Staatliche Museen Zu Berlin, prentenkabinet
Pentekening
Het schilderij Abschied im Morgengrauen dateert zoals gezegd van 1859. Maar al eerder maakte Schwind enkele tekeningen met nagenoeg dezelfde voorstelling, zij het dat die spiegelbeeldig waren. Lang is verondersteld dat die tekeningen uit 1827 dateren, maar inmiddels gaat men ervan uit dat Schwind ze pas in 1837 maakte.
1827 zou ook al te mooi zijn. Het was het jaar waarin Schwind Wenen verliet en naar München vertrok. Het jaar ook waarin Schubert zijn Winterreise presenteerde, een eerste versie in februari, die Schwind waarschijnlijk nog gehoord heeft. Maar bij de presentatie van de afgeronde cyclus in oktober, was Schwind zeker afwezig. Hij was in augustus afgereisd.
Opvallend in de tekening is de aanwezigheid van een meisje voor het raam. Ook in de tekst van Wilhelm Müller figureert een meisje, al in het eerste couplet.
“Das Mädchen sprach von Liebe,
Die Mutter gar von Eh’ ”
Zelf heb ik het altijd zeer overdonderend gevonden dat zo kort na het begin, in het eerste couplet, het meisje al van liefde spreekt en haar moeder zelfs over een huwelijk begint. Dan komt er weinig van je reisplannen terecht en heb je alle reden om bij het krieken van de dag te vertrekken. Toch moet er wel sprake zijn geweest van enige genegenheid. Müller eindigt zijn gedicht met:
“Will dich im Traum nicht stören,
Wär schad’ um deine Ruh’.
Sollst meinen Tritt nicht hören –
Sacht, sacht die Türe zu !
Schreib im Vorübergehen
Ans Tor dir: Gute Nacht,
Damit du mögest sehen,
An dich hab’ ich gedacht.”
Kortom met het meisje afwezig doet Schwind het gedicht veel meer recht dan met het expliciete afscheid van de tekening.