Voor de Cultuurkrant schreef ik pas een stuk over het uitgebreide netwerk van brass bands in Noorwegen. Dat blijkt een erfenis te zijn van de Eerste Wereldoorlog. Na 1918 was er behoefte aan een positief elan en dat werd extra leven ingeblazen door onder meer deze brass bands en school bands, muziekgroepen die niet van de school zijn, maar wel in de school repeteren en waar veel Noorse kinderen hun muzikale vorming krijgen. Ik vond het wel bijzonder. De wereldgeschiedenis speelt dus na ruim een eeuw nog altijd een rol kan spelen in het dagelijks leven.
Ik moest er aan terug denken toen ik pas in Uden op de zijkant van een flat al van grote afstand een vrolijke figuur zag. Uiteraard ben ik dichterbij gaan kijken. Het was een beetje een houterige mansfiguur met blauw jasje en een zwart-geel gestreepte broek die beide wat gerafeld waren, Verder had hij een rond wit en gestileerd gezicht. En heel opvallend, geen handen of voeten, maar bruine stompjes. Ook zijn nek had die vorm. En onder de voorstelling stond een tekst: “’t is hier goed kerse ete!”
Ik had een afspraak en weinig tijd om me er op dat moment verder in te verdiepen. Dat deed ik thuis wel. Al snel kwam ik erachter dat Uden tegen het eind van de 19e eeuw uitgroeide tot een vooraanstaand kersendorp. Kersenrassen als de Udense Zwarte, de Udense Spaanse en later ook de Bastaard Dikke waren geliefd in Nederland en zelfs daarbuiten. Aan het begin van de 20e eeuw stonden er alleen in Uden ruim 8500 kersenbomen, ongeveer tweederde van heel Noord-Brabant. De veiling, aanvankelijk nog particulier initiatief, is sinds 1920 eigendom van de boerenbond N.C.B.
In 1946 organiseert men in Uden voor het eerst Kersenfeesten, die drie jaar later door de burgemeester en enkele geestelijken een officieel karakter krijgen. Daarbij draaide het vooral om de presentatie van Uden en haar kersen. De hele Udense bevolking deed mee en de kersenfeesten werden steeds groter. Symbool van de feesten werd Peerke of Pirke Verschiet, een grote vogelverschrikker die hoog boven het feestterrein uitstak. Jaarlijks koos men een kersenkoningin, de plaatselijke wandelclub begon met het organiseren van de Kersentocht. Maar de na-oorlogse tijd eiste haar tol. Er was dringend behoefte aan woningen, waarvoor kersengaarden werden gerooid. In 1964 was het afgelopen met de Kersenfeesten. Alleen de Kersentocht gaat nog even door. In de jaren ’90 wordt nog kortstondig een poging gedaan de feesten nieuw leven in te blazen, bijvoorbeeld met een opblaasbare Pirke Verschiet
Helemaal vergeten is de kersencultuur in Uden niet. Een van de tastbare herinneringen is de muurschildering op een flat aan de Wilhelminastraat. De voorstelling wordt gekenmerkt door een sterk gebruik van kleuren en lijnen, met veel decoratieve elementen en roept associaties op met moderne strips.
Over de totstandkoming kreeg ik opheldering van Ben van Eerd, werkzaam bij het bedrijf dat verantwoordelijk was voor de renovatie van de flats. De muurschildering is gebaseerd op een foto van Pirke Verschiet, afkomstig uit een boek over de kersengeschiedenis van Uden. Rianne Thelosen maakte de tekening, Joop van Geffen voerde hem uit als wandschildering. Hoe de kleuren zijn bepaald, vermeldt Van Eerd niet.
Ik vind het mooi dat erfgoed via nieuwe kunstvormen behouden blijft. Maar wat me vooral trof was het jaar waarin de feesten van start gingen. Kennelijk was er in Uden na de Tweede Wereldoorlog, net als in Noorwegen na de Eerste, behoefte aan een nieuw elan. Het is spijtig dat dat nog geen twintig jaar heeft mogen bestaan.