Ik kuier graag over kerkhoven. Ik vind het rustgevend en ik ontdek er ook nog wel eens wat. Zo zag ik op de Zentralfriedhof in Wenen, waar alle Oostenrijkse presidenten zijn bijgezet, maar waar ook tal van beroemde schilders, schrijvers en componisten liggen, het graf van August Zang. Niet iemand van wie ik direct wist wie het was, maar zijn graf intrigeerde wel.
Wie was August Zang? Of je hem iemand van twaalf ambachten, dertien ongelukken moet noemen, weet ik niet. Maar het heeft er wel alle schijn van. Zijn tijd op het gymnasium brak hij voortijdig af om in het leger te gaan. Daar vond hij naar verluidt het percussiegeweer uit, dat volgens andere bronnen al in 1807, Zangs geboortejaar, in Schotland was uitgevonden. Op zijn 29e verliet Zang het leger en stortte hij zich in zaken. Hij schijnt vanuit zijn Boulangerie Viennoise de Kipferl in Parijs geïntroduceerd te hebben en die eten ze er nog steeds. Ze noemen hem croissant.
Pers
Via Émile de Girardin, die in Parijs met La Presse was begonnen, raakte Zang geïnteresseerd in de journalistiek. Toen in maart 1848 in Oostenrijk persvrijheid werd ingevoerd, verkocht Zang zijn bakkerij, keerde terug naar Wenen en begon er een krant, Die Presse. Als krantenuitgever en kort daarop ook als gemeenteraadslid vocht Zang menig geschil uit. Tot hij in 1867 de krant verkocht en een bank begon, de kk privilegierte österreichische Vereinsbank die hij vijf jaar leidde. Als 65-jarige ging hij als grootgrondbezitter rentenieren. Wel richtte hij uit zijn inkomsten als lid van de Nederoostenrijkse landdag nog een studiefonds op voor behoeftige scholieren. Na Zangs dood in 1888 werden zijn stoffelijke resten bijgezet in een grafmonument, ontworpen door beeldhouwer Heinrich Natter.
Monument
Heinrich Natters grafmonument staat bekend Arkadengruft, een crypte met gaanderijen. Boven de ingang waakt een adelaar met gespreide vleugels en in een van zijn klauwen een lauwerkrans. Daaronder twee medaillons, van August Zang en van zijn vader de chirurg Christoph Bonifaz Zang, die al in 1835 overleed. Op de trap naar de ingang zit een figuur die valt te omschrijven als een oude Germaanse krijger. In zijn hand houdt hij een tablet waarop staat Die Presse motto: Gleiches Recht für Alle Gegründet von August Zang 1848. Maar het zijn de figuren aan weerszijden van de ingang, met hun schild en hun mijnwerkerslamp, die intrigeren. Wat doen die dwergen daar?
Dwergen
Wat precies de betekenis is van de dwergen in Natters monument weet ik niet. Maar ze voeren mij onherroepelijk naar Moritz von Schwind, die in ieder geval in drie werken dwergen liet figureren. In de collectie van de Städtische Galerie im Lenbachhaus in München bevindt zich een schilderij, Gnomen vor der Zehe der Bavaria. Zeven dwergen, waarvan er een uitgerust met een duimstok, verbazen zich over de grootte van de teen van Bavaria, de verpersoonlijking van het Zuid-Duitse Bundesland, zoals vormgegeven in een beeld door Ludwig Schwanthaler.
Falkenstein
Maar er zijn nog meer dwergen bij Schwind. In zijn schilderij Der Ritt Kunos von Falkenstein, tegenwoordig in het Museum der bildenden Künste in Leipzig, probeert een ridder, Kuno von Falkenstein, zijn geliefde hoog op een kasteeltoren te bereiken. Eigenlijk is het pad waar hij te paard overheen gaat, helemaal niet berekend op het gewicht van de ridder en zijn rijdier. Maar onzichtbaar voor hem doet een tiental dwergen verwoede pogingen om de helling niet te laten instorten. Het is bijna te duiden als een soort kinderlijk geloof in speciale krachten die mogelijk maken wat onmogelijk is.
Droom
Het meest tot de verbeelding spreken de dwergen in Schwinds schilderij Der Traum des Gefangenen, te zien in de Sammlung Schack in München. Liggend op een zak stro droomt een gevangene van de vrijheid. Vrijheid die steeds dichterbij komt, omdat op een dekenkist in de cel, vier dwergen op elkanders schouders staan. De onderste in onmiskenbaar de dwergenkoning, de bovenste gaat met een vijl de tralies te lijf. Links aan de tralies van de deur hangt nog een verdwaalde dwerg, die het allemaal kennelijk verkeerd begrepen heeft. Verder zweeft er in de cel nog een fee die de dwergen laaft met drinken.
Ogen
Waar de hele voorstelling onschuldig sprookjesachtig oogt, is er een detail wat wel eens van grote betekenis is. De gevangene slaapt niet, hij heeft zijn ogen open. Kortom hij is zich bewust van zijn situatie. Dat hij niet bevrijd zal worden door dwergen is een feit. Maar dat Schwind hem dit laat wensen, zou er op kunnen wijzen dat deze gevangene niet schuldig is aan een misdrijf. Bekend is dat in het Wenen van na het Congres van 1815, waar Schwind overigens al niet meer woonde toen hij dit schilderij rond 1836 maakte, de atmosfeer alleszins beklemmend was. Er was uitgebreide censuur en politieke tegenstanders van het regime werden vaak zonder proces gevangen gezet. Het is dezelfde kille atmosfeer die ook hier en daar in Franz Schuberts Winterreise om de hoek kijkt.
Inspiratie
Schwinds Der Traum des Gefangenen zou wel eens zijn meest politieke schilderij kunnen zijn. Het is in ieder geval zijn vroegste schilderij waarin dwergen figureren. Of hij ruim een halve eeuw later Heinrich Natter nog geïnspireerd heeft is zeer de vraag. Maar de rol van de dwerg in de Oostenrijkse kunst lijkt mij een mooi onderzoeksonderwerp dat in ieder geval verder gaat dan Moritz von Schwind.