Enige tijd geleden viel in Nijmegen-oost mijn blik op een tuinhek. Centraal op het hek was een scene afgebeeld die ik direct associeerde met de prent van de Oostenrijks-Duitse schilder Moritz von Schwind (1804-1871), Wie die Tiere den Jäger begraben.
Een zwijn in een lang zwart gewaad met een schep over zijn schouder, twee wolven met fakkels, vier herten die de baar (met een geweer en een jagershoedje) dragen, een konijn met een rouwkrans en een in een zakdoek snotterende vos dragen een jager ten grave.
Ogenschijnlijk heeft deze voorstelling niets te maken met het liedje dat elk kind al op jonge leeftijd leert. Vader Jacob, vader Jacob, slaapt gij nog, slaapt gij nog, alle klokken luiden …
In 1896 ging na diverse bewerkingen Gustav Mahlers eerste symfonie in première. In het derde deel daarvan heeft Mahler Vader Jacob verwerkt. Het wordt in mineur gespeeld en komt over als een dodenmars, die al dan niet ironisch bedoeld is. Bij het componeren van dit deel heeft Mahler zich laten inspireren door de prent van Schwind.
In 1850 publiceerde hij in de Münchener Bilderbogen zijn houtsnede Wie die Tiere den Jäger begraben. Een stoet van onder meer konijnen, reeën, herten, zwijnen en vossen, met fakkels en vaandels en sommigen snotterend in een zakdoek, draagt een kist van links naar rechts door het beeld. Op de kist ligt het geweer van de jager wiens stoffelijk overschot zich in de kist bevindt. Schwinds prent past in een traditie waarin de omgekeerde wereld een rol speelt en die in Duitsland terug gaat naar de 15e eeuw.
Zo is er een prent bekend van Georg Pencz waarin hazen een jager hebben gevangen, gefolterd, opgehangen, gekookt en gevoerd aan zijn eigen honden. De prent was een illustratie bij een gedicht van Hans Sachs, op wiens leven componist Richard Wagner zijn opera Die Meistersinger von Nürnberg baseerde.
Verhalen van meer dan vijfhonderd jaar geleden, zijn die nog actueel? Kennelijk wel, zoals het bewuste tuinhek laat zien.
Update: Fietsend door Nijmegen West vond ik deze geveldecoratie.