“Joop Hekman” las ik op maandag in de Volkskrant als kop bij de rubriek Het eeuwige leven waarin opmerkelijke overledenen worden herdacht. De Utrechtse beeldhouwer bleek kort voor oud en nieuw overleden. Ik begon te lezen en werd direct gegrepen.
Eigenlijk had ik nog nooit van Joop Hekman gehoord, totdat ik ruim acht jaar geleden met mijn vrouw en kinderen naar Utrecht ging voor een bezoek aan het Centraal Museum. Welke tentoonstelling we hebben gezien, weet ik niet meer. Maar op de weg naar het museum liepen we langs een beeld, een beetje lomp beest, een hond of een beer. Van Joop Hekman. Mijn zoon rende eropaf en omhelsde het dier. De grote bronzen homp had ontegenzeggelijk een hoge aaibaarheidsfactor.
“Een beeld van mij. Daar moet je op kunnen klimmen, in kunnen zitten. Het moet mensen aantrekken en bezighouden, de hele omgeving met architectuur en al erbij betrekken.” Met dit citaat uit een interview in het Utrechts Nieuwsblad begint Peter de Waard zijn artikel in de Volkskrant. Het greep me omdat Hekman het kennelijk niet alleen zo voelde, maar ook teweegbracht, bijvoorbeeld bij mijn tienjarige zoon.
Verder lezend bleek dat ik Hekman eigenlijk al veel eerder had moeten leren kennen. In 1984 realiseerde hij een werk in Enschede, vlakbij mijn toenmalige woonplaats Hengelo. Ik kwam met grote regelmaat in Enschede, bijvoorbeeld omdat daar een filiaal van De Slegte was en net buiten het centrum het Rijksmuseum Twenthe. Kennelijk liep ik vaste routes en heb ik daarbij de Raadhuisstraat altijd gemeden. De familie of Het Ei van Ko, zoals het werk al snel genoemd werd (naar burgemeester Ko Wieringa) heb ik er nooit gezien. Ik hoorde of las er wel over in de regionale krant, maar het maakte nooit indruk of nieuwsgierig.
Door het artikel besloot ik alsnog op bezoek te gaan bij de man, de vrouw, het kind en de hond. De hond herkende ik direct. Het was bijna een kopie van het beest in het Utrechtse park. De vier beelden van De familie staan ogenschijnlijk willekeurig gegroepeerd om cirkelvormig metselwerk.’s Zomers maakt een fontein de beeldengroep helemaal af. Het kind speelt dan in het water, nauwlettend in de gaten gehouden door de moeder, de vader nadenkend op een afstandje en de hond ongeduldig wachtend tot de wandeling verder gaat.
Door het artikel kreeg de hond (die dus geen beer was) ook een naam: Biru. Het was Hekmans chowchow. En waar mijn zoon het beeld alleen omhelsde, wezen lichte slijtplekken er in Enschede op dat er daadwerkelijk op de beelden geklommen werd. Misschien is dat wel het grootste eerbetoon dat een kunstenaar met een opvatting zoals Hekman kan krijgen: niet dat zijn beelden er alleen maar staan en bekeken worden. Maar dat ze daadwerkelijk gebruikt worden waartoe ze uitnodigen.
*****
Update 1 mei 2020: kijk ook wat Iris Dijkstra, Stadsgids 030, vertelt over Biru in Utrecht