‘There are nine million bicycles in Beijing’, zong Katie Melua een jaar of tien geleden. Ze stelt met wat moeilijk te controleren feitjes rond nauwelijks voorstelbare hoeveelheden vast hoeveel ze van haar vriendje houdt. En toch, die fietsen en Beijing hebben wel iets met elkaar te maken, zoals te zien is in het werk van de beroemdste kunstenaar van China: Ai Weiwei.
Bij het opruimen van oude kranten kwam ik pas een artikel tegen uit de Volkskrant van 5 mei: Venetianen willen ‘gekkeneiland’ Poveglia voor zichzelf houden. Om de staatskas te spekken wilde premier Matteo Renzi een eiland in de lagune bij opbod verkopen. De Venetianen verzetten zich tegen het plan. Een van hen zegt dat ze op Poveglia graag een ander model van toerisme zouden ontwikkelen. Het zette mij aan het denken.
Zelf ben ik deze zomer ook in Venetië geweest. Met mijn vrouw, mijn dochter en mijn zus waren we erin geslaagd behoorlijk last minute de zolderverdieping van een 15e-eeuws palazzetto in Cannaregio te huren. Buiten de drukte van San Marco was het een ideale plek om te verblijven. Hangend uit het raam zag je ’s ochtends vroeg hoe de stad echt leeft op het water, met bijvoorbeeld de bevoorrading van winkels en horeca en het ophalen van huisvuil met vuilnisboten.
Op de vaporetto, de waterbus, over het Canale Grande hoorde ik op een gegeven moment met schel Amerikaans accent: ‘Oh, look at those bicycles, how nice.’ Fietsen in Venetië is net zo onmogelijk als skiën in de Sahara, dus er moest iets anders aan de hand zijn. In de tuin van het Palazzo Cavalli-Franchetti, aan de voet van de Accademiabrug, stond een kunstwerk van aan elkaar gelaste fietsen. Ongetwijfeld van de Chinese kunstenaar Ai Weiwei.
Ik herkende het, omdat ik een maand voor ik naar Venetië ging, in Berlijn een grote tentoonstelling van Ai Weiwei bezocht. Direct in de hal van de Martin Gropius Bau hing een installatie van aan elkaar gelaste fietsen. Op dat moment leek het nog een Escher-achtig spel van herhaling en vervorming. Maar de tentoonstelling zette mij op een ander spoor.
Eén van de thema’s in het werk van Ai Weiwei is identiteit. Gezien zijn achtergrond, afkomstig uit het land met de meeste inwoners, is dat wellicht niet zo vreemd. En met een overheid die de identiteit van de bevolking wil kneden des te actueler. In een ruimte stond een aantal vazen uit de Han-dynastie, 2000 jaar oud en glanzend door de autolak waarmee ze waren bespoten. Is een 2000 jaar oude vaas, gepimpt met 21e-eeuwse middelen, nog steeds een antieke vaas? Nee, de oorspronkelijke objecten waren van hun identiteit ontdaan.
In het atrium van het museum stond een enorme hoeveelheid krukjes, allemaal min of meer even hoog, maar met kleine variaties in vorm en kleur. Hier had elk krukje zijn eigen identiteit behouden, maar werd verstikt in de massa, die door de wanden van de ruimte als het ware in een keurslijf was geperst. En de fietsen in de hal? Ze waren allemaal geschuurd tot blank metaal en in elkaar gelast tot een geheel, waar met geen mogelijkheid meer op te fietsen viel. Alle individuele fietsen waren van hun identiteit ontdaan en tot een onbruikbaar geheel gesmeed.
En dat was dus ook in Venetië te zien. Qua betekenis zal het aan de Amerikaanse aan boord van de vaporetto niet besteed zijn geweest. Net zo min als aan de Nederlandse jongen die luidkeels aan zijn ouders meldde: ‘Ik heb het helemaal gehad met dat Venetië. We hebben nu al vijf keer hetzelfde rondje gelopen.’ Dit vraagt inderdaad om een ander model van toerisme. Nieuwsgierig zijn naar waar je heen gaat, moeite willen doen om het te begrijpen en ervan te genieten. En in je keuzes bepalen wie je bent of zou willen zijn. Dat is in ieder geval wat Ai Weiwei met zijn fietsen mij heeft voorgehouden.