‘Stay behind the line please.’ Met een monotone, bijna robotachtige stem en in ieder geval vreugdeloos waarschuwt de suppoost van het Van Gogh Museum in Amsterdam de bezoekers om achter de metalen strip in de vloer te blijven. Het is een voorval dat zich minstens tien jaar geleden afspeelde, maar dat me nog helder voor de geest staat. En dat afgelopen zomer in een andere context weer actueel werd. Wie bepaalt eigenlijk de ruimte van een kunstwerk?
Ergens in Berlijn staan een tafel en twee stoelen. Of eigenlijk staat er maar een stoel, de andere ligt. Met grote regelmaat schijnen toeristen moeite te doen om de gevallen stoel weer rechtop te zetten. Het lukt hen niet. De bronzen stoel is verankerd in de bronzen vloer. Der verlassene Raum op de Berlijnse Koppenplatz is een monument van beeldhouwer Karl Biedermann en tuinarchitecte Eva Butzmann. Het herinnert aan de razzia’s onder de joodse bevolking van Berlijn. In al zijn eenvoud is het een buitengewoon beklemmend beeld. Maar toen ik het zag, zat er een smetje op, bijna letterlijk. Op de staande stoel had een jonge vrouw plaatsgenomen, alsof het een picknicktafel was. Voor haar had ze etenswaren uitgestald en totaal onverstoord voerde ze diverse telefoongesprekken. Het gebrek aan respect ervoer ik als stuitend.
Elders in Berlijn, aan de Cora-Berliner-Straße, bevindt zich het Holocaustmonument. Of het Denkmal für die ermordeten Juden Europas zoals het officieel heet. Het ontwerp van de Amerikaanse architect Peter Eisenman bestaat uit 2711 betonblokken die variëren in hoogte van 20 centimeter tot 4,5 meter. Alle blokken staan in rechte rijen en tussen die rijen is ruimte voor bezoekers om te lopen. Omdat de ondergrond golvend is en de blokken in hoogte verschillen verandert de licht steeds heel plotseling. Het geeft een heel beklemmend effect en doet in zijn schijnbare oneindigheid hier en daar denken aan Zuid-Europese begraafplaatsen. Langs de rand van het monument, op de lagere blokken zitten toeristen om het op zich te laten inwerken en de geschiedenis te overdenken. Maar zodra er iemand op een blok gaat staan, bijvoorbeeld om voor een foto een totaalblik te krijgen (wat overigens onmogelijk is) grijpt er een bewaker in. In onvriendelijk Duits (of eventueel Engels) geeft hij te kennen dat staan op de blokken niet is toegestaan.
Zoals ik vorige week al meldde, bezocht ik in Berlijn een grote tentoonstelling van Ai Weiwei. In een van museumzalen staan van hem diverse grillige torentjes. Nadere beschouwing leert dat het gaat om stukjes land. Eilandjes die volgens hoogtelijnen zijn uitgezaagd en vervolgens zijn opgestapeld. Ze bevinden zich op diverse plekken in de zaal, waarmee Ai Weiwei geografische juistheid suggereert. Het gaat om eilandjes die al jarenlang inzet zijn van een grensconflict tussen China en Japan. De vloer van de zaal is grotendeels blauw gemaakt. Waardoor je als bezoeker dus eigenlijk de indruk krijgt, op zee te lopen. Die indruk werd bevestigd toen ik op een bruin stuk vloer wilde stappen. Een suppoost maakte mij met een dwingend handgebaar duidelijk dat dat niet de bedoeling was. Ik zag het als een poging van de kunstenaar om de bezoekers te laten merken hoe je zonder het in de gaten te hebben gemanipuleerd kunt worden.
Ten slotte bezocht ik in Berlijn het Jüdisches Museum, dat alleen al vanwege het gebouw, een ontwerp van Daniel Liebeskind bijzonder is. Zowel in de plattegrond als in de gevel zitten lijnen die wijzen op een gebroken davidster. Een van de ruimtes in het museum is de zogenaamde Memory Void. De vloer van deze ruimte ligt bezaaid met ronde ijzeren platen met de grote van een pannenkoek. Ze zijn ongeveer vier centimeter dik en er zijn gaten in gestanst, zodat er gezichtjes ontstaan. Dit werk van de Israëlische kunstenaar Menashe Kadishman is opgedragen aan alle slachtoffers van oorlog en geweld. Het is de bedoeling dat je er als bezoeker overheen loopt. Maar uit ontzag doen bezoekers dat nauwelijks. Je loopt immers niet over hoofden. Omdat ik wist dat het juist wel de bedoeling was, zette ik de stap. Elke voetafdruk zorgde voor een schril geluid van ijzer schurend, klepperend en bonkend op ijzer. De oorverdovende herrie zorgde voor een fysiek effect. Het waren als het ware jammerklachten die je zelfs in je buik raakten.
Door al deze ervaringen begon ik me wel af te vragen wie bepaalt wat de ruimte van een kunstwerk is. In eerste instantie is dat natuurlijk de kunstenaar. Maar kennelijk is de bezoeker niet altijd bereid om die ruimte ook te nemen. En soms doet hij dat wel en zijn er autoriteiten die het verhinderen of anderen die er aanstoot aan nemen. Een eenduidig antwoord is er klaarblijkelijk niet. Tenzij we dat door elk afzonderlijk kunstwerk laten bepalen.